Leesstrategieen Duits

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

met de IOS Update 14.5 komen er nieuwe Emoticons. Welke?
A
Gender-optionen Hauttöne
B
Hauttöne Schnurrbart
C
Gender-optionen Schnurrbart
D
Schnurrbart Liebessymbolen

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Welke woorden vind je lastig?

Slide 4 - Woordweb

Welke emoticon is nieuw?
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

Leesstrategiën
hoe lees je een tekst in een andere taal?

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet jij van leesstrategieën?
(welke, hoe lees jij, welke hulpmiddelen)

Slide 7 - Open vraag

Stappenplan
1. Titel - wat zegt de titel?
2. Voorkant - wat vertelt de afbeelding op de voorkant je?
3. Achterkant - vaak staat er op de achterkant van het boek iets over de voorkant?
4. Inhoud boek
5. Hoofdstuk titels
6. Afbeeldingen

Slide 8 - Tekstslide

Schachnovelle
Am kürzeren Ende der Sonnenallee

Slide 9 - Tekstslide

Waar denk je dat het
boek over gaat?

Slide 10 - Woordweb

Stappenplan
1. Titel - wat zegt de titel?
2. Voorkant - wat vertelt de afbeelding op de voorkant je?
3. Achterkant - vaak staat er op de achterkant van het boek iets over de voorkant?
4. Inhoud boek
5. Afbeeldingen bij inhoudboek

Slide 11 - Tekstslide

Waar gaat dit boek over denk je en waarom denk je dat?

Slide 12 - Tekstslide

Vul hier je antwoord in...

Slide 13 - Open vraag

De opbouw van de tekst 
         Slepen maar!
titel
inleiding
alinea
bron
plaatje

Slide 14 - Sleepvraag

Het gebruik van een woordenboek

Slide 15 - Tekstslide

Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud

Slide 18 - Quizvraag

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond

Slide 20 - Quizvraag

SIGNAALWOORDEN
Dat zijn woorden die zeggen dat er wat gaat gebeuren!

Slide 21 - Tekstslide

6. also

A
dus
B
want
C
daarom
D
of

Slide 22 - Quizvraag

7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later

Slide 23 - Quizvraag

8. zum Beispiel

Slide 24 - Open vraag

9. aber

Slide 25 - Open vraag

10. weil

Slide 26 - Open vraag

Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?

De infinitief is het hele werkwoord.

Slide 28 - Tekstslide

11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind

Slide 29 - Quizvraag

12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten

Slide 30 - Quizvraag

15. Er macht die Menschen neugierig.

Slide 31 - Open vraag

Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.

Slide 32 - Tekstslide

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Slide 33 - Tekstslide

16. Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 34 - Open vraag

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.

Slide 35 - Tekstslide

17. Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 36 - Open vraag

18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?

Slide 37 - Open vraag

19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

Slide 38 - Open vraag

21. Berufswechsel

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Video

De belangrijkste strategie vooraf:

Slide 41 - Tekstslide

Vul nu nog even de allerlaatste enquête in van het jaar - bedankt!

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide