Leesvaardigheid - herhaling

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdstuk 4 - Lezen (blz. 102 t/m 107)

Feiten, meningen en argumenten
Opdracht 4 en 5 (online

Slide 3 - Tekstslide

Zijn er vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Open vraag

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les:
- weet je wat hoofd- en bijzaken zijn

Slide 5 - Tekstslide

Even opfrissen

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Hoofd- en bijzaken 

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdzaken kun je vinden...
A
...op voorkeursplaatsen (zoals inleiding of slot)
B
...in de kern van de tekst
C
...in de bron en de titel
D
...in de eerste en laatste zin van elke alinea

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier van lezen vindt je het onderwerp/deelonderwerpen/hoofdgedachte?
onderwerp
deelonderwerpen
hoofdgedachte
oriënterend lezen
globaal lezen
precies lezen

Slide 9 - Sleepvraag

Hoofd- en bijzaken en kernzinnen

Hoofdzaken:  De belangrijkste informatie in een tekst.

Bijzaken: Dat wat niet zo belangrijk is.

Kernzin: De hoofdzaak van een alinea: de belangrijkste zin van een alinea.

Slide 10 - Tekstslide

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is datgene wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is altijd een hele zin
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin van de alinea.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdstuk 2 en 3
Tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Samenhang tussen zinnen en alinea's.
  • De samenhang herken je aan signaalwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden H2 + H3
Kijk in je boek voor de tekstverbanden en signaalwoorden en leer deze goed!!

Slide 17 - Tekstslide

Tekstverbanden
Als je tekstverband aanbrengt, zorg je voor samenhang in een tekst. Voor logica in de volgorde van de ene zin naar de andere en de ene alinea naar de andere. Zo begrijpen lezers sneller waar de tekst over gaat. Je brengt het verband dus aan tussen zinnen en tussen alinea’s.

Slide 18 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
tekstverband
signaalwoorden
chronologisch
daarna, vervolgens, dan
opsommend
ten eerste, ook, bovendien
tegenstellend
maar, echter, in tegenstelling tot
toelichtend
bijvoorbeeld, zo, neem nou
concluderend
dus, daarom, concluderend, dat houdt in
redengevend (waarom iemand iets doet)
omdat, daarom, dus, want, dankzij
oorzakelijk (waardoor iets gebeurt)
doordat, daardoor, als gevolg van
doel-middel
opdat, zodat, om te, door middel van
vergelijkend
zoals, in vergelijking met, als, evenals...
samenvattend
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 19 - Tekstslide

Jan gaat binnenkort werken. 
Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. 
Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. 
De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. 
We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. 
Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 20 - Tekstslide

Jan gaat binnenkort werken want hij is klaar met zijn studie. 
Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. 
Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. 
We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. 
Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Want, geeft een reden aan. Je kunt hier ook ‘namelijk’ gebruiken.
Maar, geeft een tegenstelling aan, net als bijvoorbeeld ‘echter’.
Ook duidt op een opsomming, net als en.
Vast niet meer geeft een min of meer logisch gevolg aan.
Kortom, vat de tekst heel mooi samen. ‘Al met al’ was een mooi alternatief geweest

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 36 - Open vraag

huiswerk 
Hoofdstuk 1 - opdracht 7 en 8

Hoofdstuk 2 - opdracht 6 en 7
Let op: deze opdrachten vind je alleen online (de deadline staat op 12 maart)



Slide 37 - Tekstslide