BSR 4/2 1tb Spelling verkleinwoorden

Lees de theorie op blz. 236.
Log alvast in op LessonUp
<- Maak de startopdracht (vraagteken).
Klaar? verder in je leesboek!
§5 Verkleinwoorden
Voordat we beginnen:
WELKOM
1) Overleg: Op welke manier veranderen woorden als je ze van het enkelvoud in het meervoud zet?

2) Noteer in je schrift: van vijf dingen in dit lokaal het verkleinwoord.
timer
5:00
SPELLING
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 236.
Log alvast in op LessonUp
<- Maak de startopdracht (vraagteken).
Klaar? verder in je leesboek!
§5 Verkleinwoorden
Voordat we beginnen:
WELKOM
1) Overleg: Op welke manier veranderen woorden als je ze van het enkelvoud in het meervoud zet?

2) Noteer in je schrift: van vijf dingen in dit lokaal het verkleinwoord.
timer
5:00
SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
  • Je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen.
  • Je weet hoe je kunt oefenen en leren voor het SO over spelling.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

1. Verder met cursus 7: Spelling.
2. De startopdracht bespreken.
3. Uitleg paragraaf 5.
4. Opdrachten maken en
de tussenstand doornemen.
5. Hoe kun je de  SO over spelling voorbereiding?
6. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht
bespreken

Slide 5 - Tekstslide

Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.

Zo maak je een meervoud:

Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door
-en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; schrift → schriften; kerel → kerels; wielrenner → wielrenners.

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Soms moet je daarnaast nog:
Een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.
Een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis → paleizen.
De laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
Een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.

Gebruik bij twijfel een (online) woordenboek of woordenlijst.

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud op -en
Meervoud op -s
pepernoot
tennisracket
handschoen
Airpod

Slide 8 - Sleepvraag

Goede meervouden
Foute meervouden
Brieven
gansen
muuren
jassen
boefen
heren

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.
- Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 11 - Tekstslide

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 12 - Tekstslide

verkleinwoorden
Verkleinwoorden
Woorden die eindigen op -i -> krijgen er een -etje  in het verkleinwoord:
taxi -> taxietje

Woorden die eindigen op -y met een medeklinker ervoor -> krijgen een apostrof (') in het verkleinwoord.
lolly'tje
baby'tje                     spraytje (voor de -y staat geen medeklinker 
                                    maar een klinker).

Slide 13 - Tekstslide

verkleinwoorden
Verkleinwoorden
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door -k: 
koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.


                  
Heb jij alle woorden uit de startopdracht goed gespeld?
Controleer de woorden van degene naast je!


                  

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.5 Verkleinwoorden
Basis: Opdracht 1 t/m 6.
Kader: Opdracht 1 t/m 7.

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's en het oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Maak opdracht 8 of lees verder in je boek.
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide


timer
5:00

Slide 16 - Open vraag

  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
  • Je kunt uitleggen waarom je meervouden op een bepaalde manier spelt.
Lesdoelen

Slide 17 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 18 - Sleepvraag

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 19 - Sleepvraag

Verkleinwoord
-etje
Verkleinwoord
-je
Bril
Hek
Taart
Ster
Pluis
Bak
Eend
Man
Baas
Smaak

Slide 20 - Sleepvraag