Cursus 7 §5 Verkleinwoorden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Startopdracht + herhaling vorige les 
  • Leerdoelen
  • Uitleg 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
- In stilte -
Noteer van de onderstaande woorden de meervoudsvorm.
- boerderij
- paleis
- brief
- seconde

* Noteer daarna wat je opvalt aan de spelling van de meervoudsvormen.

timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Goede meervouden
Foute meervouden
Brieven
gansen
muuren
jassen
boefen
heren

Slide 4 - Sleepvraag

Meervoud op -en
Meervoud op -'s
Twee meervouden
Bijzonder meervoud
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
gedachte
zeeman

Slide 5 - Sleepvraag

  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
  • Je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen.
  • Je weet hoe je kunt oefenen en leren voor het SO over spelling.
Lesdoelen

Slide 6 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.
- Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 10 - Tekstslide

verkleinwoorden
Verkleinwoorden
Woorden die eindigen op -i -> krijgen er een -etje  in het verkleinwoord:
taxi -> taxietje

Woorden die eindigen op -y met een medeklinker ervoor -> krijgen een apostrof (') in het verkleinwoord.
lolly'tje
baby'tje                     spraytje (voor de -y staat geen medeklinker 
                                    maar een klinker).

Slide 11 - Tekstslide

verkleinwoorden
Verkleinwoorden
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door -k: 
koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.


                  

Slide 12 - Tekstslide

  • Wat: Cursus 7 Spelling paragraaf 5. Maak opdracht 1 t/m 7 blz. 236/237.
  • Hoe: individueel
  • Hulp: tekstboek en mevrouw de Vries
  • Tijd: timer
  • Klaar: maak opdracht 8 of lees verder in je leesboek.
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide


timer
5:00

Slide 14 - Open vraag

  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
  • Je kunt uitleggen waarom je meervouden op een bepaalde manier spelt.
Lesdoelen

Slide 15 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 16 - Sleepvraag

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 17 - Sleepvraag

Verkleinwoord
-etje
Verkleinwoord
-je
Bril
Hek
Taart
Ster
Pluis
Bak
Eend
Man
Baas
Smaak

Slide 18 - Sleepvraag