Thema 2 - Waarneming en gedrag

Thema 2 B1 en 2 Waarneming
Examentrainer bespreken
B1 zintuigen
B2 Het oog
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 B1 en 2 Waarneming
Examentrainer bespreken
B1 zintuigen
B2 Het oog

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
Bespreek in tweetallen de vragen van de examentrainer.
Welke vond je lastig?
Kan je buur je helpen?
Welke bespreken we klassikaal?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Zintuigen en de adequate prikkel
  • Zintuigcellen in je zintuigen vangen prikkels op en zetten deze om in impulsen. Deze prikkels komen van het interne of het externe milieu.
  • Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuig speciaal gevoellig voor is. 
  • Voor deze prikkel heeft het zintuig een lage prikkeldrempel
  • Voor niet-adequate prikkels heeft het zintuig een hoge drempelwaarde

Slide 5 - Tekstslide

Drempelwaarde
  • Waarom merk je sommige veranderingen niet?
  • Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid van een prikkel die je nodig hebt, om deze om te zetten in een impuls
  • De prikkeldrempel kan veranderen
  • Gewenning of adaptatie: wanneer een prikkel langere tijd aanhoudt, wordt de drempelwaarde verhoogd (of juist verlaagd) en merk je de prikkel niet meer op

Slide 6 - Tekstslide

Receptoren
  • Proprioreceptoren
  • Mechanische receptoren
  • Chemische receptoren
  • Temperatuurreceptoren
  • Pijnreceptoren
  • Lichtreceptoren

Slide 7 - Tekstslide

Maak nu opdrachten
1,3,4

Slide 8 - Tekstslide

B1 EINDOPDRACHT 
1.Voor welk zintuig is dit wel een adequate prikkel?

2.Voor welk zintuig is dit geen adequate prikkel?

3. Waarom is het lastiger om een impuls in een zintuigcel te laten ontstaan bij een niet-adequate prikkel?

Schrijf op je wisbordje (doe het voor jezelf)


Slide 9 - Tekstslide

Basisstof 2
Het oog
Accomoderen, bijziend en verziend
(Pupilreflex)
(Diepte zien)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Het oog
  • Straalvormig lichaam  en lens zorgen dat scherp beeld ontstaat op netvlies
  • Lichtreceptoren (staafjes en kegeltjes) in netvlies
  • Scherpste beeld op gele vlek
  • Beeld omgekeerd en verkleind
  • Oogzenuw verlaat oog bij blinde vlek

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Programma 
bespreken examentrainer
herhaling
B2 het oog uitleg 
maken opgaven

Slide 17 - Tekstslide

Bespreken examentrainer
Bespreek in je groepje van 3 de antwoorden op de examenvragen.
Welke vragen waren lastig?
Welke vragen bespreken we klassikaal?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een adequate prikkel?
A
Een prikkel waar een zintuigcel het meest gevoelig voor is.
B
Een prikkel die het snelst reageert op een impuls
C
Licht prikkel die ook als geluid kan worden waargenomen
D
Een prikkel die niet verwerkt kan worden door de hersenen.

Slide 19 - Quizvraag

voor een niet adequate prikkel is de de prikkeldrempel lager dan voor een adequate prikkel
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kleiner de brandpunts-afstand, hoe sterker de lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Welke factor is constant in het oog?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand
D
pupilgrootte

Slide 22 - Quizvraag

Lichtbreking door:
  • ronde vorm hoornvlies
  • overgang van verschillende media (lucht naar vloeistof) en ooglens breken licht
  • vorm ooglens

Slide 23 - Tekstslide

Het straalvormig lichaam
(aantekening)
Het straalvormig lichaam is een circulaire spier die ligt rondom de lens. Het is verbonden met de lens door middel van de lensbandjes.

Veraf scherp zien -> spieren in straalvormig lichaam ontspannen -> lensbandje spannen zich aan -> lens wordt platter

Dichtbij scherp zien -> spieren in straalvormig lichaam trekken samen -> lensbandjes worden slap -> lens wordt bol


Ontspannen is de spier dun en staan de lensbandjes strak. Hierdoor trekken de lensbandjes aan de ooglens.
Aangespannen is de spier dik en hangen de lensbandjes los. Hierdoor trekken de lensbandjes niet aan de ooglens.

Slide 24 - Tekstslide

Verziend en bijziend (aantekening)
Oorzaken verziendheid:
- oogbol te kort
- ooglens breekt de lichtstralen onvoldoende
Behandeling: +/positieve lenzen die lichtstralen convergeren

Oorzaken bijziendheid:
-oogbol te lang
- ooglens breekt de lichtstralen te sterk
Behandeling: -/negatieve lenzen die lichtstralen divergeren


Slide 25 - Tekstslide

Bijziend of verziend?
Zijn de brillenglazen
+ (bol) of - (afgeplat)
A
bijziend, +
B
verziend, +
C
bijziend, -
D
verziend +

Slide 26 - Quizvraag

EINDOPDRACHT
Wanneer je het biologielokaal binnenkomt, ruik je een vreemde geur. De docent vertelt dat er in het lesuur daarvoor een proefje is gedaan. Nadat je vijf minuten in het lokaal bent, ruik je de geur niet meer.



Waarom neem je de vreemde geur wel waar als je het lokaal inloopt, maar na vijf minuten niet meer? Gebruik in je antwoord de begrippen: adaptatie – gevoeligheid – impulsfrequentie – prikkeldrempel.

Slide 27 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 28 - Tekstslide

Lichtreceptoren in je netvlies
staafjes (zwart-wit zien)verdeeld over het gehele netvlies
kegeltjes (kleuren zien) vooral in gele vlek
blinde vlek: plek waar de oogzenuw het oog verlaat. Geen staafjes en geen kegeltjes

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Diepte zien afb 26

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Opdrachten
B1: 6 t/m 8, 10, 12, 13
B2: 18,19, 21,22, 23, 25, 26, 28

Slide 34 - Tekstslide

Opdrachten B2
Opdracht 

Slide 35 - Tekstslide

Programma
Bekijk de lessonup thema 2 op Magister
afronden zintuigen
start basisstof 1 en 2

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Kunnen niet-adequate prikkels in een zintuigcel impulsen opwekken?

Zo ja, in welke gevallen?
A
Nee
B
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als ze zeer zwak zijn
C
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als ze zeer sterk zijn
D
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als de prikkelsterkte gelijk is aan die van adequate prikkels

Slide 38 - Quizvraag

Bij een patiënte is als gevolg van een bloeding in het gezichtscentrum (de optische schors) een gedeelte van het gezichtsveld verloren gegaan. In onderstaande afbeelding is het gezichtsveld van haar linkeroog en van haar rechteroog weergegeven. Hoe donkerder het beeld, hoe slechter het zicht in dat
gedeelte. Waar heeft de bloeding plaatsgevonden die dit verlies in kwadrant IV van haar
gezichtsveld in het linkeroog en in het rechteroog veroorzaakt heeft?
A
in het gezichtscentrum van de linkerhelft van de grote hersenen
B
in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote hersenen
C
voor het linkeroog in het gezichts centrum van de linkerhelft van de grote hersenen en voor het rechter oog in het gezichtscentrum van de rechterhelft
D
voor het linkeroog in het gezichtscentrum van de rechterhelft van de grote hersenen en voor het rechteroog in het gezichtscentrum van de linkerhelft

Slide 39 - Quizvraag

Bij het ouder worden van de mens begint het accommodatievermogen van de ogen te verminderen.
1) Kunnen de ooglenzen dan niet meer voldoende afgeplat of niet meer voldoende bol worden?
2) Is een bril met een positieve of negatieve glazen nodig om dit te corrigeren?
A
niet voldoende afgeplat, positieve glazen
B
niet voldoende afgeplat, negatieve glazen
C
niet voldoende bol worden, positieve glazen
D
niet voldoende bol worden, negatieve glazen

Slide 40 - Quizvraag

Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijdering optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd.
Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijdering optreedt.
A
de oogspieren
B
de kringspieren in de iris
C
de spieren in het straalvormig lichaam
D
de straalsgewijs verlopende spieren in de iris

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Leerdoelen deze week
- Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven
- Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten
- Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten
- Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien

Slide 43 - Tekstslide