5.3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Planning

1. herhalen vergelijkingen

2. vocabulary 5.3

3. practice

4. speaking

Vergelijken in het Engels

als je dingen met elkaar wilt vergelijken, zet je -er of -est achter het woord 

Bijvoorbeeld: strong - stronger (than) - (the) strongest

Als het woord eindigt op een -y, zet je er -ier of -iest achter.

Bijvoorbeeld: happy - happier (than) - (the)happiest

He is tall, I am _____.

1. (the) tallest
2. (the) tallerst
3. (the) tall
4. (the) tallentest

He is big, I am ____, but I am not ____.

1. big, (the) biggest
2. bigger, (the) big
3. bigger, (the) biggest
4. biggest, (the) bigger

I am _____ than my sister.

1. small
2. smaller
3. smallerst
4. (the) smallest

She walked ______ than me

1. slower
2. slow
3. slowest
4. (the) slowest

vergrotende trap

(vergelijk 2 dingen met elkaar)

Overtreffende trap (dit is de grootste van allen)

easier

Tallest

Prettier

craziest

Younger

smaller

easiest

Maak een zin met het volgende woord:
(to) pay

Maak een zin met het volgende woord:
Rich

Maak een zin met het volgende woord:
(to) spend

Maak een zin met het volgende woord:
cheap

Maak een zin met het volgende woord:
wallet

person 1

You lost your wallet and ask a person if he/she has found it.

He has found it, but does not want to give it back because of the money that is inside. 

Try to get your wallet back from him. 

Person 2

You have found the wallet but do not want to give it back. Maybe the other person does something that makes you want to give the wallet back to him. (the choice is yours)

Homework

5.3 - 2 t/m 5