6.1.1 Instructie: Ik kan alfabetiseren en alfabetisch geordende bronnen gebruiken

Doel van de les
- Ik kan alfabetiseren
- Ik kan alfabetisch geordende bronnen gebruiken
(woordenboek, telefoonboek, encyclopedie)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les
- Ik kan alfabetiseren
- Ik kan alfabetisch geordende bronnen gebruiken
(woordenboek, telefoonboek, encyclopedie)

Slide 1 - Tekstslide

Herhalingsles
Dit is een herhalingsles. 
Alfabetiseren is al op niveau 5 aangeboden. 
Indien je alfabetiseren nog lastig vindt, dan kun je de lessen van niveau 5 nog eens herhalen. 
In deze les frissen we het alfabetiseren op met een aantal voorbeelden.

Ook de alfabetisch geordende bronnen zijn op niveau 5 aangeboden. 
Die lessen kun je ook herhalen als je dat fijn vindt. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet ik
over alfabetiseren?

Slide 3 - Woordweb

Wat is alfabetiseren?
Het alfabet kent 26 letters.
A B C D E F G H I JK L MN O P Q R S T U V W X Y Z

Deze letters staan in een vaste volgorde, dat noemen we de alfabetische volgorde. 
Woorden en namen kun je ook op alfabetische volgorde zetten. We noemen dat ook wel alfabetiseren. Alfabetiseren is handig, want dan kun je in een lijst met woorden sneller het woord vinden dat je zoekt. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Bijvoorbeeld: beer, aap, zebra
1. Je kijkt eerst naar de eerste letter van elk woord. (b, a, z)
2. Welke letter staat het eerst in het alfabet?
Goed zo: de a, dus het woord 'aap' komt als eerste in het rijtje te staan. 
3. Welke letter staat daarna als eerste in het alfabet? De b of de z?
Precies! De b, dus na aap komt beer. 
4. Als je de woorden op alfabetische volgorde zet krijg je dus:
      aap, beer, zebra.  De woorden staan nu in de volgorde van het alfabet. 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Bijvoorbeeld: konijn, krokodil, kat
1. Je ziet dat alle eerste letters hetzelfde zijn, dus kijk je naar de tweede letter van elk woord. (ko, kr, ka)
2. Welke letter staat het eerst in het alfabet? De o, de r of de a?
Goed zo: de a, dus het woord 'kat' komt als eerste in het rijtje te staan.
3. Welke letter staat daarna als eerste in het alfabet? De o of de r?
Precies! De o, dus na 'kat' komt 'konijn'.
4. Als je de woorden op alfabetische volgorde zet krijg je dus:
      kat, konijn, krokodil. De woorden staan nu in de volgorde van het alfabet.

Let op: Je kijkt alleen naar de 2e letter als de 1e letters hetzelfde zijn!!

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Bijvoorbeeld: brand, braden, brood, brief
1. Je ziet dat alle eerste 2 letters hetzelfde zijn, dus kijk je naar de derde letter van elk woord. (bra, bra, bro, bri
2. Welke letter staat het eerst in het alfabet? De a, de o of de i?
Goed zo: de a. Maar let op: er zijn twee woorden ('brand' óf 'braden'). Als we dan naar de volgende letter kijken? Welke komt dan het eerste in het alfabet? De n of de d? Precies, de 'd', dus 'braden' komt als eerste en daarna komt 'brand'. . 
3. Welke letter staat daarna als eerste in het alfabet? De o of de i?
Precies! De i, dus na 'brand' komt 'brief'.  
4. Als je de woorden op alfabetische volgorde zet krijg je dus: braden, brand, brief, brood. 
Tip: schrijf de woorden keurig onder elkaar, dan zie je de goede volgorde nog beter!!

Slide 7 - Tekstslide

Alfabetisch geordende bronnen
Op niveau 5 (les 5.2.3) heb je al geleerd om een aantal informatiebronnen te herkennen. Die les kun je natuurlijk even herhalen om te kijken of je de informatiebronnen nog kent.  

In deze les herhalen we aan aantal alfabetisch geordende bronnen. 

Slide 8 - Tekstslide

Telefoonboek
In een telefoonboek staan alle namen alfabetisch. Sommige namen beginnen met dezelfde letter. Dan kijk je naar de tweede letter. Is die ook hetzelfde, dan kijk je naar de derder letter. En zo verder. 

Meneer Jansen staat bijvoorbeeld boven meneer Janssen

Slide 9 - Tekstslide

Encylopedie
In een encyclopedie kun je opzoeken wat je wilt weten over mensen, dieren, planten, dingen en gebeurtenissen. 

Slide 10 - Tekstslide

woordenboek
In een woordenboek kun je opzoeken wat woorden betekenen.

Bovenaan de pagina staan meestal twee woorden. Het zijn het eerste en het laatste woord van die pagina. Zo kun je makkelijker zoeken op welke pagina jouw trefwoord staat. 

Deze bladzijde van het woordenboek begint dus met murmelen. Het laatste woord is mythologie.

Slide 11 - Tekstslide

Einde van de instructieles
Weet jij nog hoe je moet alfabetiseren? Heb het gebruik van (alfabetisch) geordende bronnen even opgefrist? 
Zorg dat je de bronnen kunt benoemen. 

In de volgende les gaan we de aangeboden lesstof verwerken. Ben jij klaar om hiermee aan de slag te gaan? 
Alvast veel succes!

Slide 12 - Tekstslide