4.1 Bezitsvorm & 4.2 Past Simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

to online English class 👋🏻

Today's planning

-5 minute study time

-vocab Quiz

-possessives quiz

- Past simple Quiz

-homework

6. Memory game

Homework

Unit 4 - Lesson 3 - Ex. 25 & 27

2) Vocabulary Unit 1,2 en 4, Lesson 1, 2 & 3

Ga naar quizlet.com/btrkc en klik op “Klassen” en “2M” om daar digitaal de woordjes te kunnen leren.

3)Phrases Unit 4

We beginnen met wat woordjes

Useful

opladen

verwachten

chocolate bar

to stir

GOALS:

Aan het eind van deze les kun je:

• benoemen wanneer je 's , '  en of the gebruikt om bezit aan te geven en wanneer je de Past Simple gebruikt;
• 's , ' en of the toepassen in een Engelse zin;
• de Past Simple toepassen in een Engelse zin. 

Let's see what you remember!

What can you tell me about the ...

'S / ' / OF THE

Bezit: 's / ' / of

Wanneer iets van een persoon of dier of tijd is, gebruik je 's

De boeken van Mike - Mike's books

Wanneer iets van een persoon of dier of tijd is en dit al eindigt op een -s, gebruik je alleen een '

De boeken van Thomas - Thomas' books

Bezit: 's / ' / of

Wanneer iets van een ding of plaats of land, 

gebruik je of

De kaft van het boek - The cover of the book

De deur van het huis - De door of the house

De sleutels van de garage - The keys of the garage

Let's test your short term memory!

Again...

Wanneer gebruik je 's ?

1. Bij een ding, plaats of land.
2. Bij een mens of dier.
3. Bij een mens of dier, eindigende op een -s.

Welke zin is correct?

1. The article was in yesterdays' paper.
2. The article was in yesterday's paper.

Complete the sentence:
"Jill wants to drive Sven ... scooter."

1. 's
2. '
3. of

Complete the sentence:
"Mikail wants to drive Stefan ... scooter."

1. 's
2. '
3. of

Translate the sentence:
"De auto van mijn moeder"

Translate the sentence:
"De achterkant van de auto"

4.2 Past Simple

Grab your textbook and open it up on page 120 & 121.

When do you use the Past Simple?

Je gebruikt de Past Simple wanneer..

1. Iets in het verleden is gebeurd;
2. De actie is afgesloten, niet meer bezig;
3. Het is belangrijk wanneer het is gebeurd, er staat dus altijd een tijdsbepaling bij.

                                                                    I walked to school last week.

Wat is een verledingtijdsbepaling?

1. Right now
2. Tomorrow
3. Regularly
4. This morning

When do you use
the Past Simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets op dit moment aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurt.
4. Wanneer iets in het verleden aan de gang was.

How do you form the Past Simple?

+ I played soccer yesterday.

- I did not (didn't) play soccer yesterday.

? Did you play soccer yesterday?

werkwoord + ed

did + not + werkwoord

Did + werkwoord

Use the Past Simple.
"Our teacher ... (to talk) about Harry Potter."

Use the Past Simple.
"... you ... (to see) Harry Potter last week?"

Use the Past Simple.
"The children ... (to be) in the garden."

Use the Past Simple.
"... they ... (to clean) the classroom?"

Ik snap nu wat de Past Simple is en hoe ik dit moet toepassen in een Engelse zin.

1. Ja, vet makkelijk!
2. Ja, met aantekeningen moet het lukken!
3. Nee, ik twijfel nog vaak.
4. Nee, ik snap er geen snars van..

Work on planner

Do ONLINE 

Unit 4 inventions

catch-up exercises 1 and 2