Bijles Kirsten WVW 15-10-2024

Wettelijke kaders Verkeer
Doel:
het behandelen van de onderdelen van de eindtermen
WVW 1994, RVV 1990 en WAM 
zodat de kennis over deze exameneisen op niveau is.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
HTVMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wettelijke kaders Verkeer
Doel:
het behandelen van de onderdelen van de eindtermen
WVW 1994, RVV 1990 en WAM 
zodat de kennis over deze exameneisen op niveau is.

Slide 1 - Tekstslide

Je ziet hier een parkeergarage. De garage is afgesloten met slagbomen die opengaan als je een parkeerkaart uit de automaat haalt. Is hier sprake van een voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg.
A
Nee, dit is niet het geval want de slagbomen zijn gesloten dus niet iedereen kan hier zo inrijden
B
Nee dit is niet het geval want de parkeergarage is duidelijk een particulier bezit dan kan het geen voor het openbaar rij en ander verkeer openstaande weg zijn
C
Ja er is hier sprake van een voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg want iedereen die een kaartje pakt kan de parkeergarage inrijden zonder dat men zich hoeft te melden.

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

welke van de volgende afbeeldingen maken deel uit van of worden tot de voor het openbaar verkeer openstaande weg gerekend
WEG

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

welke stelling met betrekking tot de tram is juist.
A
De tram is een motorvoertuig
B
De tram is geen motorvoertuig

Slide 9 - Quizvraag

Geef aan welke wedstrijden alleen met vergunning mogen worden gehouden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg 
Wel vergunningplichtig
Niet vergunningplichtig

Slide 10 - Sleepvraag

Op deze foto zie je een bestelauto van ruim 7 meter lengte geparkeerd staan die twee vakken in gebruik neemt. Is dit toegestaan en zo nee waar is dit strafbaar gesteld?
NB Er is geen sprake van een woonerf of een parkeerplaats aangeduid met bord E04 P bord.

Slide 11 - Open vraag

Een fietspad is aangeduid met dit bord G13.
Welke van onderstaande bestuurders mag gebruik maken van dit fietspad
A
De bestuurder van een elektrische snorfiets
B
3De bestuurder van een bromfiets
C
De bestuurder van een motor
D
Geen van deze bestuurders mogen van dit fietspad gebruik maken

Slide 12 - Quizvraag

De bestuurder van een tractor wil hier rechtsaf slaan

Slide 13 - Open vraag

De bestuurder van deze voertuigen staan geparkeerd op het weggedeelte waarvoor de geslotenverklaring C1 geldt.
Is dit toegestaan?
A
Het betreft een geslotenverklaring in beide richtingen. Ook het gebruik van de weg (parkeren) van deze auto's is niet toegestaan.
B
Het betreft een geslotenverklaring in beide richtingen, het gaat hierbij alleen om het rijden op dit weggedeelte. Indien een auto daar geparkeerd staat kan daar niet tegen worden opgetreden.
C
Het betreft een geslotenverklaring in beide richtingen, het gaat hierbij alleen om het rijden op dit weggedeelte. Indien een auto daar geparkeerd staat kan daar alleen tegen worden opgetreden als het voertuig rijdend wordt aangetroffen.

Slide 14 - Quizvraag

Een voetgangersgebied is voorzien van deze bebording. Mag ik hier met mijn snorfiets inrijden?
A
Ja dit mag want de snorfietser volgt de regels voor de fietser
B
Nee dit mag niet want de snorfiets is niet gelijkgesteld met de fiets
C
Ja maar ik mag hier alleen rijden met een uitgeschakelde motor
D
Nee de snorfietser wordt gelijk gesteld met de bromfiets en het is daarom verboden om hier te rijden

Slide 15 - Quizvraag

Welke van de volgende bestuurders mag hier rijden
A
De bestuurder van een lijnbus
B
De bestuurder van een taxi
C
De bestuurder van een autobus

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende bestuurders mogen geen gebruik maken van de fietsstrook?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
De bestuurder van een gehandicaptenvoertuig
B
De bestuurder van een snorfiets
C
De bestuurder van een bromfiets
D
De bestuurder van een e-bike (elektrische fiets)

Slide 17 - Quizvraag

Welke stelling over deze brombakfiets met een breedte van 1 meter is juist?
A
De bestuurder van deze brombakfiets moet een helm dragen
B
De bestuurder van deze brombakfiets mag het fiets- bromfietspad of de rijbaan gebruiken
C
De bestuurder van deze brombakfiets moet de rijbaan gebruiken
D
De passagier van deze brombakfiets moet een helm dragen

Slide 18 - Quizvraag

Waar moet de bestuurder van deze brommobiel parkeren?
A
De bestuurder van een brommobiel mag net als de bromfiets zowel op de rijbaan als op het trottoir parkeren
B
De bestuurder van een brommobiel moet de regels volgen van een motorvoertuig dus mag niet op het trottoir parkeren
C
De bestuurder van een brommobiel mag alleen op speciaal daarvoor ingerichte weggedeelten parkeren

Slide 19 - Quizvraag

Op deze weg is een stopverbod ingesteld het onderbord vermeld geldt ook voor de bermen. Welke stelling(en) zijn juist.
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
De bestuurders van een motorvoertuig mogen parkeren in de berm
B
De bestuurders van een motorvoertuig mogen parkeren in de parkeerhaven
C
De bestuurders van een motorvoertuig mogen niet parkeren in de berm
D
De bestuurders van een motorvoertuig mogen ook niet parkeren in de parkeerhaven

Slide 20 - Quizvraag

Een gehandicapte bestuurder parkeert zijn voertuig buiten de vakken op een woonerf. Achter de voorruit ligt de gehandicaptenkaart, welke stelling is juist
A
De bestuurder mag hier maximaal drie uur parkeren wel moet er een parkeerschijf worden aangebracht met de starttijd van het parkeren
B
De bestuurder mag op een erf niet parkeren want parkeren mag alleen in de vakken of de voor parkeren bestemde plaatsen
C
De gehandicaptenparkeerkaart is geen ontheffing om te parkeren op plaatsen die bij de wet verboden zijn.
D
De bestuurder mag hier parkeren mits de gehandicaptenparkeerkaart achter de voorruit ligt.

Slide 21 - Quizvraag

Waar mag de bestuurder van deze driewielige fiets rijden
A
De bestuurder van deze fiets moet het fietspad gebruiken
B
De bestuurder van deze fiets mag de rijbaan gebruiken
C
De bestuurder van deze fiets moet de rijbaan gebruiken
D
De bestuurder van deze fiets mag de rijbaan of het fietspad gebruiken

Slide 22 - Quizvraag

welke stelling is juist
A
De trolleybus is een motorvoertuig
B
De trolleybus is geen motorvoertuig

Slide 23 - Quizvraag

Wel helmplicht
Geen helmplicht

Slide 24 - Sleepvraag

Welke verplichting heeft de bestuurder van een personenauto die hier parkeert
A
Het plaatsen van een parkeerschijf in het voertuig achter een van de ramen van het voertuig
B
Het plaatsen van een parkeerschijf achter de voorruit
C
Het plaatsen van een parkeerschijf achter de voorruit waarbij op de parkeerschijf de starttijd van het parkeren wordt vermeld
D
Het plaatsen van een parkeerschijf in het voertuig achter een van de ramen van het voertuig waarbij op de parkeerschijf de starttijd van het parkeren wordt vermeld

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de onderbroken gele streep
A
Men mag hier niet stilstaan
B
Men mag hier niet parkeren

Slide 26 - Quizvraag