In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Paragraaf 8.5 Verhoudingen
Leg bladzijde 134 voor je open!
Slide 1 - Tekstslide
Wat is bij jou de verhouding tussen school en vrije tijd?
Slide 2 - Open vraag
Voorkennis
Wat weet je al?
Slide 3 - Tekstslide
Zet op volgorde van groot naar klein
jaar
maand
week
dag
uur
minuut
seconde
Slide 4 - Sleepvraag
35 m/s =
62 km/uur =
80 km/uur =
4 m/s =
Bereken en vul in
Deze heb ik over!
126 km/uur
17,2 m/s
22,2 m/s
14,4 km/uur
126 m/s
17,2 km/uur
22,2 km/uur
Slide 5 - Sleepvraag
Lesdoelen
Je leert met een verhoudingstabel te werken.
Je leert verhoudingen van mengsels uit te rekenen.
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel lesdoelen zijn er in deze les?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 7 - Quizvraag
Uitleg theorie
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
01:06
Hoeveel delen limonade hadden we?
Slide 10 - Open vraag
01:43
Zet in de juiste volgorde
a
b
c
d
e
Zoek de verhoudingen
Maak een verhoudingstabel
Bereken het totaal
Plaats de "1" en de pijlen
Bereken de rest
Slide 11 - Sleepvraag
02:53
Waarom staan hier puntjes in de tabel?
Slide 12 - Open vraag
Wat heb je geleerd van dit filmpje?
Slide 13 - Open vraag
Schrift
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Het voorbeeld staat bij de volgende dia (deze neem je over).
Nadat je deze overgenomen hebt maak je hiervan een foto en zorg je dat deze hier wordt geüpload.
(deze dia komt na het voorbeeld).
Slide 14 - Tekstslide
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Foto hier uploaden.
Slide 15 - Open vraag
Je kan het!
Enkele oefeningen...
Slide 16 - Tekstslide
Welk netje sinaasappels is in verhouding goedkoper?
A
Het linkernetje
B
Het rechternetje
Slide 17 - Quizvraag
de verhouding van 3 en 9 is
A
9
B
1:3
C
1:2
D
1/3
Slide 18 - Quizvraag
€70 in de verhouding 9:1 is
A
70:1
B
63:7
C
7:63
D
1:70
Slide 19 - Quizvraag
De verhouding 4:5 (4 staat tot 5) is hetzelfde als de breuk
Bij welk antwoorden is de verhouding gelijk als bij 4:5? (Pas op: meerdere antwoorden zijn goed)
54
A
5:4
B
14:15
C
8:10
D
12:15
Slide 20 - Quizvraag
Je mengt 3 delen rode verf met 5 delen blauwe verf, dan krijg je?
A
7 delen paarse verf
B
8 delen paarse verf
C
8 delen groene verf
D
7 delen roze verg
Slide 21 - Quizvraag
Ik verdeel 70 pennen tussen Gijs en Thijs. In de verhouding Gijs 2:5 Thijs. Bereken hoeveel pennen Thijs krijgt?
A
50
B
20
C
35
D
Anders.
Slide 22 - Quizvraag
Bij de boekhandel waren 6 van de 33 bestelde boeken nog niet binnen.
Welke verhouding hoort daarbij?
A
2 op de 3
B
3 op de 15
C
2 op de 11
D
3 op de 9
Slide 23 - Quizvraag
Quiz-vraag 13 (1P)
Op een fruitschaal liggen mango's, perziken, ananassen en meloenen in de verhouding 5 : 8 : 3 : 1. Er zijn 21 perziken meer dan mango's. Hoeveel ananassen liggen er?
A
17
B
21
C
63
D
119
Slide 24 - Quizvraag
Bij de boekhandel waren 6 van de 39 bestelde boeken nog niet binnen.
Welke verhouding hoort daarbij?
A
2 op de 3
B
3 op de 13
C
2 op de 11
D
3 op de 9
Slide 25 - Quizvraag
5. In een fabriek worden 3500 tomaten gesorteerd in klein en groot. De verhouding aantal kleine tomaten : aantal grote tomaten is 2 : 3. Van de kleine tomaten wordt puree gemaakt, van de grote ketchup. Hoeveel tomaten zijn er voor de ketchup?
A
500
B
700
C
1400
D
2100
Slide 26 - Quizvraag
Jordi maakt paarse verf. Hij mengt 5 delen blauw, 7 delen rood en twee delen zwart. Welke breuk hoort bij rood?
A
127
B
147
C
57
D
21
Slide 27 - Quizvraag
Jordi maakt paarse verf. Hij mengt 5 delen blauw, 7 delen rood en twee delen zwart. Welke breuk hoort bij zwart?
A
122
B
142
C
71
D
21
Slide 28 - Quizvraag
Zet de tabel in elkaar.
Mirte maakt groene verf. Zij mengt daarvoor 3 delen blauw en 5 delen geel.
blauw
geel
totaal
3
5
8
1
...
...
100 %
37,5 %
62,5 %
Slide 29 - Sleepvraag
Mirte maakt groene verf. Zij mengt daarvoor 3 delen blauw en 5 delen geel. Ze heeft nog een halve liter gele verf. Blauw heeft ze nog genoeg. Hoeveel milliliter groene verf kan zij maken. Maak een tabel in je schrift + berekening. Hier uploaden.
Slide 30 - Open vraag
Hoeveel procent van de verdunning bestaat uit water?
Slide 31 - Open vraag
Je kunt zelf beton maken. Je gebruikt van: 2 delen cement 4 delen zand 6 delen grind 1 deel water Een zak cement heeft een inhoud van 25 liter. Hoeveel liter beton krijg je wanneer je deze zak geheel gebruikt en de rest in de verhouding toevoegt?
Slide 32 - Open vraag
Je kunt zelf beton maken. Je gebruikt van: 2 delen cement 4 delen zand 6 delen grind 1 deel water Uit hoeveel procent cement bestaat beton?
Slide 33 - Open vraag
Wat heb je geleerd van dit filmpje....
2 keer antwoorden
Slide 34 - Woordweb
Wat heb je geleerd?
Slide 35 - Woordweb
Ben je klaar?
A
Ja
Slide 36 - Quizvraag
Huiswerk
Maak in deze les:
Opgave 65 t/m opgave 73
Bladzijde 134.
Ben je klaar?
Ga dan werken aan de digitale leeromgeving van Getal & Ruimte!
Succes!
Slide 37 - Tekstslide
Nakijken
Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken.
1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen.
2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn.
3. Verbeter je antwoorden.
Slide 38 - Tekstslide
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 39 - Open vraag
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 40 - Open vraag
Wat heb je geleerd van deze les?
Slide 41 - Open vraag
Wat vind je nog moeilijk aan deze les?
Slide 42 - Open vraag
Lesafsluiting
Met de volgende opgave kun je laten zien dat wat je geleerd hebt vandaag ook kunt!
Klaar voor de quiz?
Slide 43 - Tekstslide
Zet de tabel in elkaar.
Mirte maakt groene verf. Zij mengt daarvoor 3 delen blauw en 5 delen geel.