T1B5 Transport door membranen

Diffusie en Osmose
Transport door membranen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Diffusie en Osmose
Transport door membranen

Slide 1 - Tekstslide

Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Vacuole
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Bepaalt welke stoffen de cel in en uit mogen
Regelt wat er in de cel gebeurt
Met vocht gevuld blaasje dat stevigheid geeft aan de cel
Zorgt voor energie

Slide 2 - Sleepvraag

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 3 - Sleepvraag

Er wordt een eiwit gemaakt in een cel. Welke organellen komt dit eiwit (in wording) achtereenvolgend tegen?
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem

Slide 4 - Sleepvraag

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
 Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen.

Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij de stevigheid van planten.

Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Diffusie
opgeloste stof gaat van HOGE concentratie naar LAGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De diffusiesnelheid is afhankelijk van:

  • Diffusieoppervlak 
  • Diffusieafstand 
  • Concentratie- of drukverschil 
  • Temperatuur
  • Medium

Slide 10 - Tekstslide

Bouw van membraan

Slide 11 - Tekstslide

Hydrofoob en hydrofiel
Hydro = water
Hydrofiel = “houdt van water”
Molecuul dat wel oplost in water

Hydrofoob = “bang voor water”
Molecuul dat niet oplost in water

Deel a is hydrofiel
Deel b is hydrofoob


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Transport door de celmembraan
Passief transport  - kost geen energie  
1: diffusie  (CO2, O2 door membraan)
2: osmose (transport van water door de membraan)
 

Actief transport  - kost energie, ATP, want gaat tegen concentratieverval in




Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken

Passief: 
Kost geen energie, van hoge naar lage concentratie van die stof. Met concentratieverval mee

Actief:
Kost energie, ATP, van lage naar hoge concentratie van die stof. Tegen concentratieverval in

Slide 16 - Tekstslide

Osmose
water gaat 
van LAGE concentratie water naar 
HOGE concentratie water

Dit kost geen energie = 
passief transport

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan osmose
1. Waar hoogste conc opgeloste stof?
2. Waar laagste water conc?
3. Waar hoogste water con?
4. water gaat van hoge water conc naar lage water con
5. dus water gaan van opl..... naar opl....

Slide 18 - Tekstslide

Lagere osmostische waarde =


Hogere osmostische waarde =

Dezelfde osmostische waarde =
isotoon

Slide 19 - Tekstslide

Altijd concentraties vergelijken
Hypertoon: Hoge concentratie opgeloste stof, lage conc. water
Hypotoon: Hoge conc. water, lage conc. opgeloste stof
Isotoon: gelijke concentratie opgeloste stof

Slide 20 - Tekstslide

Dierlijke cel : geen celwand
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
          -->
In een isotone oplossing

Slide 21 - Tekstslide

Plantaardige cel: celwand
Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand.
Een celwand is permeabel = alle stoffen kunnen er makkelijk doorheen.
Celwand geeft stevigheid aan cel 
Voorkomt opname teveel water en barsten


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk

Slide 24 - Tekstslide

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 25 - Quizvraag

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 26 - Quizvraag

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 27 - Quizvraag

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 28 - Quizvraag

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 29 - Quizvraag

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 30 - Quizvraag

Verplaatsing van zoutmoleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie is een vorm van
A
Osmose
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Exocytose

Slide 31 - Quizvraag

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?

Slide 33 - Open vraag

Niet waar
Waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten worden gebracht als andersom.
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, waardoor er een verschil in waterniveau ontstaat.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide