Formuleren H1 les 23

Vandaag...

- Korte test van stof les 21 en 22 uit week 45 planner. 
- Introductie van schrijven volgens een bouwplan (hfdst. 2 blz. 58 
   t/m 60).

Doelen: 
- Je kunt een tekst schrijven met behulp van een bouwplan.
- Je weet enthousiaste woorden te gebruiken passend bij je 
   schrijfdoel.

- Kijk nog eens naar les 21 en 22 powerpoint lessen in classroom.




1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag...

- Korte test van stof les 21 en 22 uit week 45 planner. 
- Introductie van schrijven volgens een bouwplan (hfdst. 2 blz. 58 
   t/m 60).

Doelen: 
- Je kunt een tekst schrijven met behulp van een bouwplan.
- Je weet enthousiaste woorden te gebruiken passend bij je 
   schrijfdoel.

- Kijk nog eens naar les 21 en 22 powerpoint lessen in classroom.




Slide 1 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 2 - Quizvraag

Je gebruikt als bij een .............trap.

A
overtreffende
B
stellende
C
vergrotende

Slide 3 - Quizvraag

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk ................ basketbal.

A
dan
B
als

Slide 4 - Quizvraag

Basketballen vind ik leuker.
Mijn moeder is dapperder.
Dit is een .............. trap

A
stellende
B
overtreffende
C
vergrotende

Slide 5 - Quizvraag

Voetballen vind ik leuk.
Mijn broertje is dapper.
Dit is een ................trap

A
overtreffende
B
stellende
C
vergrotende

Slide 6 - Quizvraag

Als of dan?
Mijn broertje is even dapper .............. ik.
A
dan
B
als

Slide 7 - Quizvraag

Je gebruikt dan bij een ..................... trap.

A
overtreffende
B
vergrotende
C
stellende

Slide 8 - Quizvraag

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen bij iets in het meervoud?
A
hij; deze; die
B
hier; daar; er
C
ze; zij; deze; die
D
het; dit; dat

Slide 10 - Quizvraag

Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst genoemd is.
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.
Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond

Slide 11 - Quizvraag

Vandaag...

- Hoe heb je de test gemaakt?

Goed. Prima.
Niet goed. Niet prima. Kijk als huiswerk deze week nogmaals naar les 21 en 22 powerpoint lessen in classroom naar de extra uitleg en doe de oefeningen. 




Slide 12 - Tekstslide

Vandaag...

- Introductie van schrijven volgens een bouwplan (hfdst. 2 blz. 58 
   t/m 60).

Doelen: 
- Je kunt een tekst schrijven met behulp van een bouwplan.
- Je weet enthousiaste woorden te gebruiken passend bij je 
   schrijfdoel.

Maak opdracht 1 van blz. 58. Is direct huiswerk voor de volgende les. 




Slide 13 - Tekstslide