V5 26-11-2024 les articles en ww herhaling

Bonjour 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mardi, le 26 novembre 2024
K: Répétion Les articles 
K: Inleveren exercice 28
Z: Au travail Taaldoel: Grammaire C
Ondersteunend : 37abc Basis: 37 c, 38ab
Verdiepend: 38ab

Cultuurdoel: vocabulaire A, B, C
Lire C: 33, 35 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning formatieve en summatieve checks
03-12-2024 FC Grammaire A,B,C
17-12-2024 FC Schrijfopdrachten (maken in de les en inleveren)
 week 3 SC: Schrijfopdracht & Grammaire A,B,C en Vocabulaire A,B,C 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LES ARTICLES

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. L'article défini = bepaald lidwoord
  • La personne est en face de moi. 

  • C'est Paul et le chien.

  • Les enfants vont à l'école. 

=DE of HET in het Nederlands

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Masculin ou féminin?
Je weet niet altijd of een woord mannelijk of vrouwelijk is!
MANNELIJK
VROUWELIJK
mannelijke woorden  
eindigen op:

 -ment, -al, -eur, -on

un règlement, un journal, un vendeur, un ballon


vrouwelijke woorden eindigen op:

- té, -sion, -euse, -ette,
- ion

la beauté, la décision, la vedette, la caution

Slide 6 - Tekstslide

Als je vragen hebt, mag je mij altijd een berichtje sturen! 
L'article contracté = het samengetrokken lidwoord

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. L'article contracté = samengetrokken lidwoord

Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + les = aux
de + les= des

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je weet NIET hoeveel:




  • Je mange du pain (Ik eet brood)
  • J'achète de la nourriture (Ik koop eten)
  • Je bois de l'eau (Ik drink water)
WE VERTALEN DIT NIET IN HET NEDERLANDS!!
masculin
féminin
voyelle
singulier
du
de la
de l'
pluriel
des
des
des

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je hebt te maken met een hoeveelheidswoord:




  • Il boit assez d'eau (Hij drinkt genoeg water)
  • J'achète beaucoup de fruits (Ik koop veel fruit)
  • Je mange un peu de salade (Ik eet een beetje sla)

masculin/ féminin/ pluriel
voyelle
singulier
de
d'
pluriel
de
d'

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Na een ONTKENNING veranderen onbepaalde (un,une of des) en delende lidwoorden (du, de la, de l' en des) in 
DE of D'

Je ne mange pas de viande (Ik eet geen vlees)
  • Moi, je ne mange plus d'asperges.  (Ik eet geen asperges  meer)
  • Behalve na être: Ce n'est pas de la viande. (Dat is geen vlees)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd le, la, l' of les 
Na de werkwoorden aimer, préférer, détester, adorer, supporter en haïr
gebruik je ALTIJD een bepaald lidwoord, óók na een ontkenning.

J'adore le chocolat (Ik ben dol op chocolade).
Fleur n'aime pas le vin. (Fleur houdt niet van wijn). 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Heb je de jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik heb de kaas opgegeten.'
Kies de juiste vertaling
(staat er een lidwoord? Ja!)
A
J'ai mangé le fromage.
B
J'ai mangé du fromage.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Na een woord van hoeveelheid gebruik je: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Ik heb veel discipline.
A
J'ai beaucoup de discipline.
B
J'ai peu de discipline.
C
J'ai beaucoup de la discipline.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Na een ontkenning krijg je in het Frans 'de' of 'd''.

A
Goed
B
Fout.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling.
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Na de werkwoorden aimer, préférer, détester, adorer, supporter en haïr gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik houd van kip.
Choississez la bonne traduction
A
J'aime du poulet.
B
J'aime le poulet.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. L'article indéfini= onbepaald lidw
  • J'ai un vélo rouge.

  • Il me donne une rose. 

  • Je mange des fruits.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies