In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Voeding
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen Voedings-middelen en -stoffen
1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.
Voedsel is afkomstig van de wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden van planten. Veel mensen eten ook dieren en dierlijke producten. In voedsel zitten de voedingsstoffen die je lichaam nodig heeft.
Slide 3 - Tekstslide
Voedingsmiddelen
Een voedingsmiddel is alles wat je eet/drinkt.
Een voedingsstof is een bruikbare bestanddeel in een voedingsmiddel.
Plantaardige voedingsmiddelen:
Afkomstig van planten.
Dierlijke voedingsmiddelen:
delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren, melk, ...
Slide 4 - Tekstslide
Welke 4 functies kun je noemen van voedingsstoffen?
Brandstoffen: leveren energie
Bouwstoffen: nodig voor groei, ontwikkeling en herstel.
Reservestoffen: opgeslagen brand of bouwstoffen
Beschermende stoffen: gezondheid
Slide 5 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Te verteren voedingsstoffen (te groot)
Koolhydraten
eiwitten
vetten
Kant en klare voedingsstoffen
Vitamines
Mineralen
Water
Slide 6 - Tekstslide
Eiwitten
Eiwitten: bouwstoffen
Teveel aan eiwitten?
Eiwit als brandstof
Vorming cytoplasma
Vorming spieren
Slide 7 - Tekstslide
Koolhydraten
Koolhydraten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof. Suikers (glucose), zetmeel en glycogeen (opgeslagen glucose)
Teveel aan koolhydraten?
Koolhydraten als reservestof (vet)
.
Slide 8 - Tekstslide
Koolhydraten
Een deel van de opgenomen koolhydraten wordt omgezet in glycogeen. Glycogeen is een reservestof.
Teveel aan koolhydraten?
Koolhydraat wordt omgezet in vet en opgeslagen als reservestof.
.
Slide 9 - Tekstslide
Water
Water is een bouwstof vervoer van stoffen.
Het menselijk lichaam (organismen) bestaat voor 60% uit water. Bloed bestaat uit water : vervoer van stoffen in bloedvaten.
Cel bestaat uit water: vervoer van stoffen in het cytoplasma.
Slide 10 - Tekstslide
Mineralen
Mineralen zijn bouwstoffen en dienen ook als beschermende stof.
Mineralen worden ook wel zouten genoemd.
Calcium (kalk)
Natrium
Magnesium
IJzer
Slide 11 - Tekstslide
Vitamines
Het zijn bouwstoffen
Ze werken als beschermende stoffen tegen ziektes
Er zijn dertien verschillende vitamines bekend: vitamine A, de vitamines van het B-complex en vitamine C, D en K zijn de bekendste
Te veel vitamines werken vergiftigend!
In Nederland bestaat niet echt een vitaminegebrek
In gezond eten zitten alle vitamines mooi verdeeld
Slide 12 - Tekstslide
Vitamins
Slide 13 - Tekstslide
Vetten
Vetten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof en reservestof.
Verzadigde en onverzadigde vetten.
Slide 14 - Tekstslide
Even over vetten...
Verzadigde vetten
Onverzadigde vetten
Slide 15 - Tekstslide
Verzadigde vetten
Deze kan je lichaam niet ‘ombouwen’ tot nuttige stoffen.
Verzadigd vet is hard, zoals roomboter en margarine in een pakje. Ook zit verzadigd vet in volle melk, vette kaas (48+), vet vlees (bijvoorbeeld speklap, hamburger) en in koek en snacks.
Slide 16 - Tekstslide
Onverzadigde vetten
Deze kan je lichaam wel ‘ombouwen’ tot nuttige stoffen.
Onverzadigd vet is zacht of vloeibaar, zoals margarine uit een kuipje, vloeibare oliën. Ook zit veel onverzadigd vet in noten en in vette vis, zoals zalm, makreel en haring.
Slide 17 - Tekstslide
Onverzadigde vetten = gezond
Verzadigde vetten= ongezond
Slide 18 - Tekstslide
Voedingsvezels
- geen voedingsstof: dus niet nodig als brand, bouw of reservestof
- Stimuleert de darmen
- Voorkomt obstipatie ( verstopping)
- Zorgen voor een verzadigd gevoel
- in plantaardige voedingsmiddelen
- voedingsvezels worden zelf niet verteerd
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Zetmeel en suikers zijn:
A
koolhydraten
B
vetten
C
mineralen
D
eiwitten
Slide 28 - Quizvraag
Horen vezels bij de voedingsstoffen?
A
ja, door vezels gaan je darmen goed werken
B
ja, vezels zuiveren je bloed
C
nee, vezels gaan tussen je tanden zitten
D
nee, vezels worden niet opgenomen in je bloed
Slide 29 - Quizvraag
Leerdoel
- Je kunt voedingsstoffen onderverdelen in groepen
Slide 30 - Tekstslide
Voedingsstoffen
In een goede maaltijd zitten belangrijke voedingsstoffen:
- beschermende stoffen —> die je beschermen tegen ziektes; - energierijke stoffen —> die je nodig hebt om te kunnen werken en te bewegen; - bouwstoffen —> die je nodig hebt om te groeien.
Slide 31 - Tekstslide
Welke voedingsstoffen heb je nodig?
Energierijke stoffen: je lichaam warm te houden en te kunnen bewegen. Koolhydraten en vetten.
Bouwstoffen: Nodig om te kunnen groeien of een wondje te genezen. Eiwitten, mineralen, water en vetten.
Beschermende stoffen:beschermen je lichaam om niet ziek te worden. Vitaminen en mineralen.
Slide 32 - Tekstslide
Vetten
Eiwitten
Koolhydraten
Water
Mineralen
Vitaminen
Slide 33 - Sleepvraag
Indicatoren
Voedingsstoffen aantonen
Zetmeel - jodium
Glucose - Fehling
Vetten - Sudan 3
Eiwit - Kopersulfaat en natronloog
Vitamine C - DCPIP
Slide 34 - Tekstslide
Huiswerk:
Lezen: Basisstof 1 van Thema 2 Voeding en vertering
Maken: Opdrachten 1 t/m 5 van Basisstof 1 van Thema 2
Opdracht 2 is een opdracht die je wel moet doen. Dat is 1 dag bijhouden wat je eet en drinkt bij de eetmeter van het voedingscentrum. Je hebt deze nodig voor andere opdrachten!