Past simple/Present perfect
Past simple - 'gewone' verleden tijd (ik kocht, ik speelde)
Present perfect - voltooide tijd (Ik heb gespeeld, gedaan etc.)
Hoe maak je het?
past simple : werkwoord+ ed / onregelmatig: uit je hoofd
presen perfect: Have/has + voltooid deelwoord
(volt. dw: werkwoord+ ed / onregelmatig: uit je hoofd)