Oefenen met vocabulaire over dieren:
TB 3, p. 30
WB 3 t/m 5 p. 30
Neem vervolgens een dier in gedachten die je deze les bent tegengekomen en schrijf dit ergens stiekem op. Je buurman gaat raden welk dier het is, (evt) met de antwoorden hiernaast.
¿Es un animal grande/ pequeño?
¿Vive en el mar/ la selva .... ?
¿Es un animal salvaje/ doméstico?
¿Es un animal que vuela?
¿Es un animal que nos da leche/ jamón?
Etc.
Geef antwoord in een hele zin, met als enige nieuwe info sí/ no:
Sí, es grande.
No, no es grande.