Pak je boek (blz. 236-237) en schrift alvast voor je.
timer
2:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom klas 1
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je boek (blz. 236-237) en schrift alvast voor je.
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
1. Kort terugkijken op paragraaf 8 (pvtt) en paragraaf 9 (sterke en zwakker werkwoorden.
2. Verder met cursus 7, paragraaf 10.
*de persoonsvorm v.t. van zwakke werkwoorden.
3.Gezamenlijk afronden.
In deze les gaan we
Slide 2 - Tekstslide
De lesdoelen
Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Je kunt het onderwerp van een zin vinden.
Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden spellen.
Slide 3 - Tekstslide
6.2
Slide 4 - Tekstslide
De persoonsvorm in tegenwoordige tijd
Slide 5 - Tekstslide
Een werkwoord heeft verschillende vormen.
Eén daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Bij de spelling van de pv in tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm. Ik loop, ik wandel, ik ga, ik kijk.
Bij een hij of zij (enkelvoud), komt er een -t achter de ik-vorm. Hij loopt, zij wandelt, hij gaat, zij kijkt.
Als het om een meervoud gaat, schrijf je de wij-vorm. Wij lopen, wij wandelen, wij gaan, wij kijken.
Persoonsvorm t.t.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Deze wedstrijd ... (vervelen, t.t.) mij ontzettend.
A
verveel
B
verveeld
C
verveelt
D
verveeldt
Slide 8 - Quizvraag
Mijn broertje ... (besteden, t.t.) te veel tijd aan gamen.
Slide 9 - Open vraag
Werkwoorden
In het Nederlands bestaan sterke en zwakke werkwoorden. Om werkwoorden goed te kunnen spellen, moet je weten wat het verschil is tussen beide soorten werkwoorden.
Cursus 7, paragraaf 9
Slide 10 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden
Slide 11 - Tekstslide
De persoonsvorm in verleden tijd
van zwakke werkwoorden
Slide 12 - Tekstslide
De verlengproef en 't kofschip
Door een woord langer te maken, kun je soms horen of het woord op een -d of een -t eindigt. Wandelen -> wandelden. Twijfel je na het uitvoeren van de verlengproef nog steeds? Gebruik dan 't kofschip om te bepalen of je een -d of een -t schrijft.
De verlengproef
't kofschip
Slide 13 - Tekstslide
Bepaal daarna wie het werkwoord uitvoert. Is dit enkelvoud of meervoud?
Pvvt zwakke werkwoorden
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Wat
Cursus 7, paragraaf 10 (blz. 236-237)
Persoonsvorm v.t. zwakke werkwoorden
B Opdracht 1 t/m 4 K Opdracht 1 t/m 6.
Hoe
Alleen of in tweetallen (degene die naast je zit).
Hulp
Overleg eerst fluisterend. Weet je het nog niet? Dan kom vanzelf langs.
Tijd
Tien minuten.
Klaar
Maak opdracht 7 en neem daarna alvast de theorie van paragraaf 11 door (blz.. 236-237).
Aan de slag
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
Slide 17 - Tekstslide
Morgen ... ik hopelijk kampioen.
(worden, t.t.)
A
werd
B
word
C
wort
D
wordt
Slide 18 - Quizvraag
Wandelen verandert in de verleden tijd naar 'wandelden'. Is dit een sterk of een zwak werkwoord?
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
Slide 19 - Quizvraag
Mijn oma ... altijd veel verhalen.
(vertel, v.t.)
A
vertelt
B
verteld
C
vertiel
D
vertelde
Slide 20 - Quizvraag
Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:
Wat een sterk werkwoord is en waarom we dat 'sterk' noemen.
Wat een zwak werkwoord is en waarom we dat 'zwak' noemen.
Op welke twee manieren je de persoonsvorm in de verleden tijd kunt spellen.