Pak je boek (blz. 235-236) en schrift alvast voor je.
timer
2:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom klas 1
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je boek (blz. 235-236) en schrift alvast voor je.
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
1. Kort terugkijken op de persoonsvorm in tegenwoordige tijd (paragraaf 8).
2. Verder met cursus 7, paragraaf 9.
3.Gezamenlijk afronden.
In deze les gaan we
Slide 2 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
Slide 3 - Tekstslide
6.2
Slide 4 - Tekstslide
De persoonsvorm in tegenwoordige tijd
Welk werkwoord doe jij iedere dag?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Een werkwoord heeft verschillende vormen.
Eén daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Bij de spelling van de pv in tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm. Ik loop, ik wandel, ik ga, ik kijk.
Bij een hij of zij (enkelvoud), komt er een -t achter de ik-vorm. Hij loopt, zij wandelt, hij gaat, zij kijkt.
Als het om een meervoud gaat, schrijf je de wij-vorm. Wij lopen, wij wandelen, wij gaan, wij kijken.
Een werkwoord
Slide 7 - Tekstslide
Deze wedstrijd ... (vervelen, t.t.) mij ontzettend.
A
verveel
B
verveeld
C
verveelt
D
verveeldt
Slide 8 - Quizvraag
Mijn buurman ... (besteden, t.t.) veel tijd in zijn tuin.
Slide 9 - Open vraag
Door de regen ... (fietsen, t.t.) zij vandaag maar niet naar de stad.
A
fietsd
B
fietst
C
fiets
D
fietsen
Slide 10 - Quizvraag
Werkwoorden
In het Nederlands bestaan sterke en zwakke werkwoorden. Om werkwoorden goed te kunnen spellen, moet je weten wat het verschil is tussen beide soorten werkwoorden.
Cursus 7, paragraaf 9
Slide 11 - Tekstslide
Wat is volgens jou het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden? Weet je het nog niet? Doe dan een gokje!
Slide 12 - Open vraag
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Wat
Cursus 7, paragraaf 9 (blz. 234-235)
Sterke en zwakke werkwoorden
Opdracht 2 t/m 6.
Hoe
Alleen of in tweetallen (degene die naast je zit).
Hulp
Overleg fluisterend. Weet je het nog niet? Steek dan je vinger op.
Tijd
Tien minuten.
Klaar
Ga verder met opdracht 6.
Aan de slag
timer
10:00
Slide 15 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:
Hoe je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.
Wat een sterk werkwoord is en waarom we dat 'sterk' noemen.
Wat een zwak werkwoord is en waarom we dat 'zwak' noemen.
Slide 17 - Tekstslide
Wandelen verandert in de verleden tijd naar 'wandelden'. Is dit een sterk of een zwak werkwoord?