TW3 h2 hfst 4 herhalen

Leg je Chromebook dicht op tafel!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leg je Chromebook dicht op tafel!

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek 3

In ELO: 
-leerstof
-leerdoelen
-woordenlijst
-Powerpoint
-kennisclips


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

FEIT
Je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Je kunt het bijvoorbeeld zien, meten of berekenen.
Let op! Een feit kan dus onwaar zijn.

MENING of STANDPUNT 
hier kun je het mee eens of mee oneens zijn;
kun je niet controleren;
is persoonlijk;
kun je onderbouwen met argumenten


Slide 4 - Tekstslide

ARGUMENT
Geeft aan waarom je iets vindt.
Een argument onderbouwt een mening of standpunt en maakt dit sterker.

In een tekst herken je een argument aan de signaalwoorden: want, omdat, daarom, doordat, de reden hiervoor is, immers, namelijk, dat blijkt uit.



Slide 5 - Tekstslide

omdat, namelijk, want, immers

Aan deze woorden herken je een...
A
mening
B
feit
C
argument
D
standpunt

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Twee jaar geleden werd ik laatste bij de turnwedstrijd.

twee  > geeft precies aan hoeveel  >  bepaald
          > geeft een hoeveelheid aan > hoofdtelwoord
twee is een bepaald hoofdtelwoord

laatste > geeft niet precies aan hoeveel  > onbepaald
           > geeft een volgorde (rang) aan   > rangtelwoord
vierde is een onbepaald rangtelwoord

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt controleren of het klopt.
Het kan waar of niet waar zijn.
Dit is een...
A
mening
B
feit
C
argument
D
standpunt

Slide 13 - Quizvraag

Maak de uitdrukking compleet.
door [...] en schande wijs worden

Slide 14 - Open vraag

Maak de uitdrukking compleet.
Alles is in [...] en kruiken

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent logo?
A
reclame
B
afbeelding
C
teken
D
beeldmerk

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent formeel?
A
officieel
B
volwassen
C
vriendelijk
D
mogelijk

Slide 17 - Quizvraag

Twintig leerlingen uit de brugklas hebben het zevende uur niet veel zin meer in school.

twintig is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Twintig leerlingen uit de brugklas hebben het zevende uur niet veel zin meer in school.

zevende is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Twintig leerlingen uit de brugklas hebben het zevende uur niet veel zin meer in school.

veel is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
zonneschijn
B
zonnenschijn

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
rijstepap
B
rijstenpap

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
beresterk
B
berensterk

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
beres
B
groentesoep

Slide 25 - Quizvraag

Harm ...(proberen) gisteren een ollie te maken met zijn skateboard.
A
probeert
B
probeerdde
C
probeerde
D
probeerden

Slide 26 - Quizvraag

Hij ...(verwonden) zichzelf en moest naar de dokter voor een hechting.
A
verwondt
B
verwondde
C
verwonde
D
verwonden

Slide 27 - Quizvraag

Twee dokters ...(hechten) samen de knie van Harm met naald en draad.
A
hechtte
B
hechte
C
hechten
D
hechtten

Slide 28 - Quizvraag

Harm moest zijn ... (beschadigen) knie een dag niet belasten.
A
beschaadigde
B
beschadigden
C
beschaadigden
D
beschadigde

Slide 29 - Quizvraag

Wat telt mee als taalfout op je toets?
A
hoofdletter vergeten
B
geen puntjes op de ij schrijven
C
geen punt aan het einde van de zin schrijven
D
een spellingsfout

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide