de persoonsvorm: het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd of andere vorm zet ( enkelvoud/meervoud)
het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin
het onderwerp: het antwoord op de vraag: wie/wat + gezegde?
het lijdend voorwerp: het antwoord op de vraag: wat/ wie + gezegde + onderwerp?