Communicatie

Normen en waarden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Normen en waarden

Slide 1 - Tekstslide

3.4.3 Verschil normen en waarden

- Verschillende culturele dimenties

Slide 2 - Tekstslide

Macht of gelijkheid
-In Nederland kleine machtsafstand, denk aan:
koningshuis
arts-patiënt
leidinggevende-werknemer
docent-leerling
- Je mag je mening en ongenoegen uiten
- Niet vanzelfsprekend in andere culturen

Slide 3 - Tekstslide

in andere culturen
- machtsverschillen zijn groter
- daardoor andere benadering richting MZ
- weinig begrip voor zaken als:
aanspreken met de voornaam en je/jij
cliënten laten meepraten over de geldende regels

Slide 4 - Tekstslide

Individu of groep
- Nederland: 
individualistische cultuur: ikke-ikke

- Tegenovergestelde: 
collectivistische cultuur: in belang van de groep
volk/gezin; aanval op 1 persoon is aanval op de groep

Slide 5 - Tekstslide

Mannelijke of vrouwelijke cultuur
Masculiene cultuur: een cultuur waarin veel waarde wordt gehecht aan assertiviteit, resultaat en succes.

Feminiene cultuur: een cultuur waarin veen waarde wordt gehecht aan sociaal gedrag, rekening houden met elkaar, samenwerking, behulpzaam zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Onzekerheidsvermijdend
- Duidelijke culturele verschillen in de manier waarop mensen met onzekerheid omgaan

- Onzekerheid beperken: regels en wetten, religie

kinderen krijgen van jongs af aan al mee wat wel/niet mag

Slide 7 - Tekstslide

Eer en schande
Eervol gedrag verschilt per situatie, leeftijd en of je man/vrouw bent.

Kritiek wordt gezien als aanval op eigen eer
-> felle reactie

Respect voor ouderen

Slide 8 - Tekstslide

3.4.4 Verschil in betekenis en wijze van communiceren

Slide 9 - Tekstslide

Nederlands

- heel direct
-kan respectloos overkomen
-inhoud staat centraal: het bericht overbrengen

voorbeeld: 'Kom je morgen om 10 uur?'
'Ja' betekent dat je komt
Andere cultuur

- zeer indirect
-uit beleefdheid
-de relatie staat centraal: goede relatie behouden

voorbeeld: 'Kom je morgen om 10 uur?'
'Ja' uit beleefdheid. Het kan ook zijn dat diegene niet komt

Slide 10 - Tekstslide