2HV beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie

Beeldspraak #1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak #1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Start van de les
  • Instructie beeldspraak (woordenschat H1 en 2)
  • Werken aan straatgedicht --> woensdag 13 januari voor 17 uur inleveren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat beeldspraak is.
  • Ik kan een vergelijking, metafoor en personificatie aanwijzen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
= figuurlijk taalgebruik

Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Zo koppig als een ...
A
koe
B
paard
C
ezel
D
stier

Slide 5 - Quizvraag

Zo dood als een ...
A
pier
B
pauw
C
wezel
D
tor

Slide 6 - Quizvraag

Zo vrij als een ...
A
pauw
B
varken
C
vogel
D
kanarie

Slide 7 - Quizvraag

Zo mak als een ...
A
schaap
B
ezel
C
paard
D
lammetje

Slide 8 - Quizvraag

Vergelijking
De voorbeelden hiervoor waren allemaal vergelijkingen. Je vergelijkt iets met iets anders en gebruikt daarvoor een BEELD.

Zo rood als een tomaat. 

Slide 9 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 10 - Tekstslide

Bij een vergelijking hoort vaak het woordje ALS of LIJKT.

ZO....ALS..... / IS NET....... 


  • Zo ziek als een hond.
  • Je lijkt wel een verzopen hond.
  • Hij is net een speelse hond.


Slide 11 - Tekstslide

Ruim die zwijnenstal eens op!
  • Wat gaan we doen?





Slide 12 - Tekstslide

Ruim die zwijnenstal eens op!
  • In deze zin hebben we alleen nog een beeld (de zwijnenstal) en niet meer hetgene waarmee het vergeleken wordt (de kamer). 
  • Zo'n beeldspraak noem je een metafoor.





Slide 13 - Tekstslide

Ruim die
zwijnenstal eens op!

Slide 14 - Tekstslide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

  • Het schip der woestijn (kameel)
  • Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
  • Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 15 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon. Je kent menselijke eigenschappen toe aan een 'dood' ding.  


Bijvoorbeeld:

  • De zon streelde onze wangen
  • Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
  • Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Deze week:
  • werk je aan je straatgedicht.
  • Verwerk daarin minimaal twee vormen van beeldspraak.
  • Inlevermoment = woensdag 13 januari voor 17 uur

Als je toch liever alleen wilt werken vanwege het thuisonderwijs, mag dat! Maar samenwerken kan natuurlijk heel goed via Teams.

Slide 18 - Tekstslide

Beeldspraak #2

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan een vergelijking, metafoor en personificatie aanwijzen in een zin.

Slide 20 - Tekstslide

Drie vormen van beeldspraak
  • Vergelijking: je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.
    VB: Die jongen is zo mooi als een supermodel.
  • Metafoor: je hebt alleen het beeld over.
    VB: Prins charming lachte me toe.
  • Personificatie: je kent menselijke eigenschappen toe aan iets levenloos.
    VB: De zon roept ons. 

Slide 21 - Tekstslide

Jesse loopt zo langzaam als een slak.
A
vergelijk
B
personificatie
C
metafoor

Slide 22 - Quizvraag

Deze film is door recensenten volledig afgebrand.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 23 - Quizvraag

De toekomst lacht ons toe.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 24 - Quizvraag

Mijn oude fiets smeekt om een opknapbeurt.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 25 - Quizvraag

Wat een wolk van een baby heeft dat jonge stel!
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 26 - Quizvraag

Bij de ingang van de discotheek stond een kleerkast die iedereen fouilleerde.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 27 - Quizvraag

Die leraar gedroeg zich als een echte dictator.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 28 - Quizvraag

Deze week:
  • werk je aan je straatgedicht.
  • Verwerk daarin minimaal twee vormen van beeldspraak.
  • Inlevermoment = woensdag 13 januari voor 17 uur

Meld je aan bij de klas 2HV op LessonUp. De code = lcdoe

Slide 29 - Tekstslide

Voor wie meer uitleg wil...
bekijk de video op de volgende slide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video