Rekenvaardigheden: afronden

Rekenvaardigheden: afronden
Afronden op:
  • 2 decimaal;
  • 1 decimaal;
  • helen;
  • tientallen;
  • honderdtallen.

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zit 26 slide, met interactieve quiz, tekstslide en 3 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rekenvaardigheden: afronden
Afronden op:
  • 2 decimaal;
  • 1 decimaal;
  • helen;
  • tientallen;
  • honderdtallen.

Slide 1 - Tekstslide

Afronden
In het dagelijks leven is afronding best wel handig. Denk aan:
  • het berekenen van een fooi;
  • het verdelen van de rekening onder je tafelgasten wanneer je
    in een restaurant eet;
  • wanneer je het bedrag schat dat je nodig hebt voor een bezoekje
    aan de supermarkt.

Slide 2 - Tekstslide

In de economie wordt geld afgerond op centen nauwkeurig (twee decimalen) of op 5 centen naar boven of naar beneden. En procenten worden als regel
afgerond op 1 decimaal.

Een decimaal betekent niets anders dan een getal achter
de komma. Twee decimalen betekent dus 2 cijfers achter
de komma.

Maar hoe werkt dat afronden eigenlijk? 
Op de volgende slides zie je drie filmpjes waar het één en ander wordt uitgelegd.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Welke waarde heeft het cijfer 3 in het getal:


23 098
A
tienduizendtal 3 x 10 000 = 30 000
B
duizendtal 3 x 1000 = 3000
C
honderdtal 3 x 100 = 300
D
tiental 3 x 10 = 30

Slide 7 - Quizvraag

Welke waarde heeft het cijfer 9 in het getal:


87 978
A
tienduizendtal 9 x 10 000 = 90 000
B
duizendtal 9 x 1000 = 9000
C
honderdtal 9 x 100 = 900
D
tiental 9 x 10 = 90

Slide 8 - Quizvraag

Welke waarde heeft het cijfer 4 in het getal:


67 890,45
A
tiental
B
tienden
C
honderdtal
D
honderdsten

Slide 9 - Quizvraag

Welke waarde heeft het cijfer 5 in het getal:


67 890,45
A
tiental 5 x 10 = 50
B
tienden 5 x 0,1 = 0,5
C
honderdtal 5 x 100 = 500
D
honderdsten 5 x 0,01 = 0,05

Slide 10 - Quizvraag

Rond 78 af op tientallen


A
70
B
80
C
100
D
8

Slide 11 - Quizvraag

Rond 246 af op tientallen


A
200
B
300
C
240
D
250

Slide 12 - Quizvraag

Rond 450 af op honderdtallen


A
400
B
500
C
45
D
460

Slide 13 - Quizvraag

Rond af op honderdsten

45,6491
A
45,6
B
45,64
C
45,65
D
45,649

Slide 14 - Quizvraag

Rond af op tienden

23,5499
A
20
B
23,6
C
23,5
D
23,55

Slide 15 - Quizvraag

Rond af op een geheel getal

17,48
A
17
B
17,5
C
18
D
20

Slide 16 - Quizvraag

Afronden op een tienden
78,457
A
78,4
B
78,45
C
78,5
D
78,46

Slide 17 - Quizvraag

Afronden op een honderdsten
121,121
A
121,1
B
121,11
C
121,0
D
121,12

Slide 18 - Quizvraag

Afronden op een duizendsten
4,04589
A
4,045
B
4,046
C
4,0456
D
4,0465

Slide 19 - Quizvraag

Afronden op honderdsten
450,5783
A
450,578
B
450,58
C
450,57
D
450,59

Slide 20 - Quizvraag

Afronden op tienden
euro 9,42
A
9,50
B
9,40
C
9,00
D
8,00

Slide 21 - Quizvraag

Afronden op een duizendste
12,6125
A
12,6125
B
12,6120
C
13,000
D
12,613

Slide 22 - Quizvraag

Afronden op een tienduizendste
0, 25651
A
0,256
B
0,2560
C
0,25650
D
0,2565

Slide 23 - Quizvraag

Afronden op honderdsten
10,543
A
10,530
B
10,53
C
10,540
D
10,54

Slide 24 - Quizvraag

Afronden op tienden
5,579
A
5,5
B
5,6
C
5,57
D
5,8

Slide 25 - Quizvraag

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 26 - Quizvraag