verpleegkundige quizz

module C quizz
Lizzy, Zowi, Anouk en Nick
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

module C quizz
Lizzy, Zowi, Anouk en Nick

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent FAST?
A
Face, ader, speech, time
B
Feest, arm, speech, time
C
Face, arm, speech, time
D
Face, arm, speech, tempo

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste stap om te overzien bij eerste hulp verlening?
A
Kijken of meneer of mevrouw nog ademt.
B
Wat is de toestand van meneer of mevrouw.
C
Eerst jezelf in veiligheid brengen en dan de ander zo lang dit veilig kan.
D
Gelijk 112 bellen.

Slide 3 - Quizvraag

Moet je iemand die bewusteloos is meteen gaan reanimeren? motiveer je antwoord.

Slide 4 - Open vraag

Als er iemand gewond is moet je er dan bij blijven of hulp gaan halen?
A
Je mag zelf hulp gaan halen
B
Je moet hulp halen met iemand er bij er hoeft dan niemand bij het slachtoffer te blijven
C
Er moet altijd iemand bij het slachtoffer blijven de rest kan hulp halen
D
Je mag zelf kiezen wat je doet

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet je zo snel mogelijk gaan halen als iemand geen hartslag meer heeft?
A
Een EHBO koffer
B
AED
C
Niks
D
Je moet alleen je telefoon pakken en 112 bellen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een goed kenmerk van hyperventilatie?
A
Het slachtoffer heeft nergens last van
B
Slachtoffer wordt duizelig
C
Het slachtoffer is moe
D
Als je aan het lachen bent

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn mogelijke oorzaken van een flauwte?
A
Uitputting
B
Te snel opstaan
C
Traag reageren
D
Net hebben gegeten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een kneuzing?
A
Een breuk in het bot
B
Een beschadiging van de spieren, pezen en het bindweefsel
C
Een beschadiging van de spieren, pezen en het bindweefsel
D
Een blauwe plek

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de oorzaken van een ademstilstand?
A
Hersenletsel
B
Slaperig
C
Slachtoffer hoest niet
D
Vergiftiging

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de klachten van een verstuiking?
A
Zwelling, verkleuring, pijn, belemmering bij strekken en of buigen van gewricht
B
Zwelling, verkleuring, pijn, uitdroging, belemmering en of buigen van gewricht
C
Het gaat bloedden
D
Geen klachten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van tweedegraads verbranding?
A
Wit gele huid
B
Geen pijn
C
Rode huid
D
de huid is in normale toestand

Slide 12 - Quizvraag

Hoe kan je een shock herkennen?
A
De hartslag is week en slecht
B
De hartslag is snel en sterk
C
Het slachtoffer is onrustig en heeft geen dorst
D
Het slachtoffer is energiek

Slide 13 - Quizvraag

Wat moet je doen als een kind een brandwond heeft?
A
Het hele lichaam van het kind spoelen zonder kleren aan
B
De kleren van het kind gelijk uittrekken
C
Vastzittende kleding verwijderen
D
Alleen de wond van het kind spoelen

Slide 14 - Quizvraag

Welke lig positie is het beste als je in shock bent?
A
Fowlerhouding
B
Trendelenburg
C
Anti-Trendelenburg
D
Semi-Fowlerhouding

Slide 15 - Quizvraag