Verschil ik-vorm en stam.
Ik-vorm: bij een werkwoord neem je de ik-vorm (ik rijd)
--> zo bepaal je of er een 't' achter het ww komt (ev, t.t)
--> zo bepaal je of er 'de' of 'te' achter achter het ww komt (ev,
v.t)
* ev= enkelvoud (ik, jij, hij)
** t.t. = tegenwoordige tijd (het gebeurt nu: ik werk)
***v.t. = verleden tijd (het gebeurde eerder: ik werkte)