H1 lezen

Nederands
Lezen/schrijven H1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederands
Lezen/schrijven H1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
Na de les weet je hoe je het onderwerp van de tekst bepaalt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
Tekst 1
[1] ‘Iemand vinden is makkelijk. Ik plaats een oproepje op een site of zoek op Instagram naar de hashtag #penpalswanted. Er zijn allerlei penpalgroepen op Facebook en ik doe ook aan postcrossing. Via het forum van postcrossing kun je meedoen aan toffe manieren om te schrijven, bijvoorbeeld in een notitieschriftje dat je met vier of vijf mensen rondstuurt.

[2] Ik heb zeven penvriendinnen: twee uit Nederland, twee uit China, twee uit Hongkong en één uit Italië. Laatst heb ik mijn trouwste vriendin ontmoet. Dat was heel speciaal: na vier jaar schrijven weet je veel van elkaar, maar ik had haar stem nog nooit gehoord.

[3] De HEMA is mijn lievelingswinkel voor snailmailspullen. Ik koop er kaarten en leuke fröbeldingetjes waarmee ik mijn brieven opfleur. Het is dus geen goedkope hobby, want een brief of kaart naar het buitenland kost ook nog ruim een euro. Gelukkig heb ik mijn moeder ook aangestoken met het virus: nu kan ik mooi postzegels van haar gebruiken.’
Naar: Malou van Zwieten, 7Days, 16 januari 2015



Slide 3 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 4 - Open vraag

Zo weet je wat het
onderwerp van de tekst is:

Slide 5 - Woordweb

Uitleg
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) kleine stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Slide 6 - Tekstslide

Zo vind je het onderwerp van een tekst:
  1. Bekijk de tekst:
    Kijk naar de titel.
    Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
    Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
    Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
  2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
  3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Opdrachten maken
Maak opdracht 1 op bladzijde 13. Schrijf de antwoorden in je schrift. Zorg ervoor dat dit er netjes uitziet.

Markeer in je boek hoe je tot je antwoord gekomen bent!

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht bespreken

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak opdracht 2 op bladzijde 14. Schrijf de antwoorden in je schrift. Zorg ervoor dat dit er netjes uitziet.

Markeer in je boek hoe je tot je antwoord gekomen bent!

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht bespreken

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om te weten wat het onderwerp van de tekst is?

Slide 13 - Open vraag

Schrijven
Ga naar magister>leermiddelen>Nederlands
Ga naar schrijven hoofdstuk 1

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1
Typ in word je brief.
Als je klaar bent, lees je het nog een keer door.
Deel je verhaal via onedrive met je klasgenoot en beoordeel elkaar aan de hand van het feedbackformulier.

Slide 15 - Tekstslide

Brieven voorlezen.

Slide 16 - Tekstslide

Dit heb ik vandaag geleerd:

Slide 17 - Woordweb