'Het meisje dat daar loopt.' of 'Het meisje die daar loopt.'?
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Verwijzen
'Het meisje dat daar loopt.' of 'Het meisje die daar loopt.'?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
De jongen koopt een fiets. De jongen fietst op zijn fiets naar huis. De jongen laat zijn fiets zien aan zijn moeder. De jongen is blij met zijn fiets.
Verwijswoorden
Slide 3 - Tekstslide
De jongen koopt een fiets. Hij fietst erop naar huis. Hij laat hem zien aan zijn moeder. De jongen is er blij mee.
Verwijswoorden
Slide 4 - Tekstslide
Verwijswoorden
verwijzen naar woorden die voor of na het verwijswoord staan.
Waar het naar verwijst noemen we het antecedent.
Als je verwijst, houd je rekening met - de-/het-woorden - het geslacht (m/v/o) - ook: hen/hun en dat/wat
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Categorie 1
de-woorden
het-woorden
Lesboek blz. 100
eerste stukje
Slide 7 - Tekstslide
de / het
de-woorden
verwijzen met deze, die
het-woorden
verwijzen met dit/dat
Slide 8 - Tekstslide
Verwijzen
'Het meisje dat daar loopt.' of 'Het meisje die daar loopt.'?
Dus...
Slide 9 - Tekstslide
Categorie 2
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
Lesboek blz. 100
tweede stukje
Slide 10 - Tekstslide
M / V / O
de-woorden
mannelijk / vrouwelijk
het-woorden
onzijdig
Slide 11 - Tekstslide
Onzijdig
het-woorden zijn altijd onzijdig
Namen van landen, steden, provincies en clubs zijn altijd onzijdig
Slide 12 - Tekstslide
M / V / O
mannelijk
=> hij, hem, zijn / deze, die
vrouwelijk
=> zij, ze, haar / deze, die
onzijdig
=> het, zijn / dit, dat
Slide 13 - Tekstslide
Mannelijk/vrouwelijk
de-woorden => mannelijk of vrouwelijk
Soms is het aan een woord te zien of het M / V is. Vaak niet. Dan geeft een woordenboek duidelijkheid.
Slide 14 - Tekstslide
Mannelijk of vrouwelijk
Soms kan de zin zelf ook duidelijkheid geven:
Let op het woord 'hoed'
De hoed (m/v?) ligt niet op de kapstok. Hoe kan dat nou? Ik heb hem gister daar wel neergelegd en nu is ...(vul in)... weg. Grrrrr!
Slide 15 - Tekstslide
www.cambiumned.nl
Slide 16 - Link
Categorie 3
hen / hun
Lesboek blz. 100
derde stukje, eerste voorbeeld (veel Amerikanen enz.)
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Tja, en nu?
Ik heb hen/hun een nieuwe opdracht gegeven.
Ik zie hen/hun nooit meer.
Slide 19 - Tekstslide
hen (meervoud)
Na een voorzetsel
Ik heb heel lang op hen/hungewacht.
Als het lijdend voorwerp is
Ik zie hen/hun nooit meer.
Slide 20 - Tekstslide
hun (meervoud)
Als het een bezittelijk voornaamwoord is
Dat is hen/hun nieuwe auto.
Als het meewerkend voorwerp is
Ik geef hen/hun een cadeautje.
Ik heb hen/hun een nieuwe opdracht gegeven.
Slide 21 - Tekstslide
leestrainer.nl
Slide 22 - Link
maken.wikiwijs.nl
Slide 23 - Link
Categorie 4
dieren / mensen
Lesboek blz. 100
derde stukje, derde voorbeeld (Onze zeehelden enz.)
Slide 24 - Tekstslide
Let op!
- Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar+voorzetsel (daarvan, waarover)
- Naar mensen verwijs je met voorzetsel+wie (van wie, over wie):
De SRV-manbij wie ik wekelijks boodschappen doe, beschikt over een luxe wagen, waarmee hij door het dorp rijdt
Verwijswoorden - dieren/mensen
Slide 25 - Tekstslide
Mijn oma, ........................... ik elke dag een appje krijg, heeft een auto .......................... ze veel kilometers aflegt.
waarvan
van wie
waarmee
met wie
Slide 26 - Sleepvraag
Categorie 5
dat / wat
Lesboek blz. 100
derde stukje, vierde voorbeeld
(Het mooiste dat... enz.)
Slide 27 - Tekstslide
Vergelijk
We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
We hebben een zusje gekregen, dat we allemaal heel leuk vinden.
=> één letter verschil en de hele zin is anders. Leg uit.
Slide 28 - Tekstslide
Dat
Weet je eigenlijk al...
Slide 29 - Tekstslide
Wat (1)
Als het antecedent één van de volgende woorden is
alles, iets, niets, (het) enige, datgene
=> Het enigewat je moet doen is een wekker zetten.
=> Alleswat ik voor je heb gedaan, ben je al vergeten.
=> Ik kan niets doen wat je gelukkig maakt.
Slide 30 - Tekstslide
Wat (2)
Als het antecedent de overtreffende trap is
grootste, minste
Het leukstewat ik ooit heb gedaan is.....
Let op! Wat is het antecedent?
Het leukste boek dat/wat ik ooit heb gelezen is ....
Slide 31 - Tekstslide
Wat (3)
Als het antecedent een hele zin is
Karin heeft een 4,0 voor wiskunde gehaald, wat ze heel vervelend vond om te vertellen.
=> Het antecedent in de voorbeeldzin kun je ook als aparte zin gebruiken. Hij is helemaal compleet, klaar om te ontleden.
Slide 32 - Tekstslide
Vergelijk
We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
We hebben een zusje gekregen, dat we allemaal heel leuk vinden.
=> één letter verschil en de hele zin is anders. Leg uit.
Slide 33 - Tekstslide
maken.wikiwijs.nl
Slide 34 - Link
www.cambiumned.nl
Slide 35 - Link
Nu maken
H3 Grammatica
(verwijzen):
startopdracht, 1, 2, 3
Slide 36 - Tekstslide
Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.
Fouten met verwijswoorden
Slide 37 - Tekstslide
Naar de-woorden verwijs je met die, naar het-woorden met dat. Artikel is een het-woord, dus die moet dat zijn.
Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.
Fouten met verwijswoorden
Slide 38 - Tekstslide
De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.
Fouten met verwijswoorden
Slide 39 - Tekstslide
Het woord familie is vrouwelijk, dus zijn moet haar zijn.
De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.
Fouten met verwijswoorden
Slide 40 - Tekstslide
Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
Fouten met verwijswoorden
Slide 41 - Tekstslide
Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp gebruik je hen, maar als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun: hen moet hun zijn.
maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
Fouten met verwijswoorden
Slide 42 - Tekstslide
Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten.
Fouten met verwijswoorden
Slide 43 - Tekstslide
Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn: haar moet zijn zijn.
Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten.
Fouten met verwijswoorden
Slide 44 - Tekstslide
Onze zeehelden, waarnaar in veel steden straten zijn vernoemd, waren geen lieverdjes.
Fouten met verwijswoorden
Slide 45 - Tekstslide
Naar dieren en dingen verwijs je met waar+voorzetsel (waarover, waarvoor enz.), maar naar mensen met voorzetsel + wie (over wie, voor wie enz.), dus waarnaar moet naar wie zijn.
Fouten met verwijswoorden
Slide 46 - Tekstslide
Het mooiste dat ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen, is een gouden armband.
Fouten met verwijswoorden
Slide 47 - Tekstslide
Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar een overtreffende trap: mooiste is een overtreffende trap, dus dat moet wat zijn.