De regels van drie

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1) 25 minuten lezen
2) Toets bespreken
3) Verder met De regels van drie



Slide 2 - Tekstslide

Hoe formuleer je een antwoord?
• Begin de zin met een hoofdletter en eindig de zin met een punt:
   De hoofdstad van Frankrijk is Parijs.

 • Herhaal de vraag in de antwoordzin. Zo weet je zeker dat je antwoord 
     geeft op de vraag en niet op iets anders:
     vraag:          Wat is het grootste dier op aarde?
     antwoord: Het grootste dier op aarde is de blauwe vinvis.




Slide 3 - Tekstslide

Hoe formuleer je een antwoord?
• Wees zo concreet mogelijk. Mijd formuleringen als: ‘Dan gebeurt er iets’.           Gebruik alleen verwijswoorden wanneer duidelijk is waarnaar ze verwijzen:
    vraag:          Wat gebeurt er als je flauwvalt?
    antwoord: Als je flauwvalt, ontvangen je hersenen tijdelijk te weinig bloed, 
                          waardoor je je bewustzijn verliest.

• Lees je antwoord over. Check of je echt antwoord geeft op de vraag en of je     de juiste signaalwoorden (‘omdat’, ‘doordat’, ‘zodat’, etc.) gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide



Wat de docent niet kan lezen, wordt fout gerekend.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter + punt
Vraag herhalen
Wees concreet
Antwoord overlezen
Leesbaar schrijven

Slide 6 - Tekstslide

Hoe zorg ik ervoor dat ik de vraag inhoudelijk op de juiste manier beantwoord?

Slide 7 - Tekstslide

omcirkel doewoorden
-> geven aan wat je moet doen.        Voorbeelden van doewoorden:

• Bepaal (bepalen)                                              • Beschrijf (beschrijven)                 
• Bereken (berekenen)                                      • Noteer (noteren)
• Vul in (invullen)                                                  • Teken (tekenen)
• Geef aan (aangeven)                                       • Vergelijk (vergelijken)
• Schrijf een werkplan (schrijven)                • Laat met een berekening zien
• Toon aan (aantonen)                                           (laten zien)


Slide 8 - Tekstslide

onderstreep puntwoorden
-> Dit zijn de belangrijke begrippen in de vraag. Met deze woorden verdien je 
     de punten.

      Vraag: Uit welke onderdelen bestaat het werkwoordelijk gezegde?


Slide 9 - Tekstslide

markeer verbindingswoorden
-> Geven aan dat er een bepaald verband bestaat tussen zinsdelen, zinnen   
      of alinea’s. 

      Vraag: Waarom krimpt wol als je het te heet wast?


Slide 10 - Tekstslide

controleer je antwoord
-> Heb je gedaan wat je moest doen?
-> Heb je alle begrippen gebruikt?
-> Heb je het verband tussen de verschillende onderdelen uitgelegd (en, 
     want, daarom,...)?


Slide 11 - Tekstslide

voorbeeld
Vraag: Leg uit waarom bij een diepe wond de kans op een infectie groter is  
             dan bij een schaafwond. (4p)


            -> Wat zijn de doewoorden?
            -> Wat zijn de belangrijke begrippen?
            -> Welk verbindingswoord zie je?

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld
Vraag: Leg uit    waarom bij een diepe wond de kans op een infectie groter is  
             dan bij een schaafwond. (4p)


            -> Wat zijn de doewoorden?
            -> Wat zijn de belangrijke begrippen?
            -> Welk signaalwoord zie je?

Slide 13 - Tekstslide

voorbeeld
Antwoord: 
Bij een diepe wond kunnen bacteriën diep in het lichaam komen (1p).
Een schaafwond is oppervlakkig waardoor bacteriën niet bij een bloedvat kunnen komen (1p). 
Een infectie wordt veroorzaakt door een overschot aan bacteriën in het lichaam (1p). 
Een diepe wond levert daarom een grotere kans op infecties (1p).

Slide 14 - Tekstslide

De regels van drie
Doelen:
-Ik kan vertellen hoe ik een verhaal beleef.
-Ik kan mijn mening geven over een tekst.
-Ik kan uitleggen hoe de familierelaties en de 
 emotionele relaties binnen een verhaal zijn.

Slide 15 - Tekstslide

De regels van drie
Terugblik dinsdag: 
Hoofdstuk 1 t/m 5

Wat hebben jullie gelezen?

Slide 16 - Tekstslide

Familierelaties 
Hoe is de familierelatie in dit verhaal ?
Hoe is de emotionele relatie tussen de personen?
Is hierin iets veranderd?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Ga in de online omgeving naar 
Fictie 1 - les 2 en beantwoord de vragen.

Vergeet niet je antwoorden in te leveren!

Slide 18 - Tekstslide

Foto van opi Kas

Slide 19 - Open vraag

De regels van drie
Doelen:
-Ik kan vertellen hoe ik een verhaal beleef.
-Ik kan mijn mening geven over een tekst.
-Ik kan uitleggen wat de familierelaties en de emotionele relaties binnen een verhaal zijn.

Slide 20 - Tekstslide