Getallen met decimalen noem je ook kommagetallen of decimale breuken.
Slide 4 - Tekstslide
3.1 Decimale getallen aflezen
De cijfers achter de komma heten decimalen.
De komma staat altijd achter de eenheden. Bijv. 2,4
- Het eerste getal achter de komma staat voor tienden
- Het tweede voor honderdsten
...en zo verder.
Slide 5 - Tekstslide
Decimale getallen
Voorbeeld:
In het getal 0,12345 zitten dus tienden, honderdsten, duizendsten, tienduizendsten en honderdduizendsten.
e, t h d td hd
0, 1 2 3 4 5
Slide 6 - Tekstslide
de afkortingen
t = tienden
h = honderdsten
d = duizendsten
td = tienduizendsten
hd = honderdduizendsten
Slide 7 - Tekstslide
Samengevat de benamingen
1e decimaal: t = tienden
2e decimaal: h = honderdsten
3e decimaal: d = duizendsten
4e decimaal: td = tienduizendsten
5e decimaal: hd = honderdduizendsten
Slide 8 - Tekstslide
Bijvoorbeeld:
2,34 Er zijn twee cijfers achter de komma. Dat zijn dus honderdsten, dus als breuk 2 en 34/100
0,07 = 7 honderdsten = als breuk 7/100
0,018 = 18 duizendsten = als breuk 18/1000
Slide 9 - Tekstslide
3.2 Decimale getallen optellen en aftrekken
Zorg dat alle getallen evenveel getallen achter de komma hebben.
Daarna kun je gewoon optellen en aftrekken.
Slide 10 - Tekstslide
3.3 Decimale getallen vermenigvuldigen
Meestal mag je dit met de rekenmachine doen. Moet je het uit je hoofd doen, dan kun je vaak trucjes toepassen om het kommagetal te versimpelen of weg te werken. Bijv. door het ene getal met een getal te vermenigvuldigen en het andere getal door hetzelfde getal te delen.
0,2 * 320 als je het eerste getal met 5 vermenigvuldigt en het tweede door 5 deelt blijft je vermenigvuldiging gelijk.
Je krijgt dan:
1 * 64 = 64
Slide 11 - Tekstslide
voorbeeld
0,2 X 320.
Maak van 0,2 eerst een heel getal. Je vermenigvuldigt dit dus eerst met 5. Dan krijg je het getal 1,0
Het 2e getal deel je door 5, dus 320 : 5 is 64.
Nu kun je makkelijk vermenigvuldigen: 1 x 64 = 64
Slide 12 - Tekstslide
3.4 Decimale getallen delen
Delen van kommagetallen mag je meestal op de rekenmachine doen. Moet je toch delen met kommagetallen dan werkt het meestal het beste om de komma weg te werken. Dat kan door beide getallen te vermenigvuldigen met 10 (komma 1 plaats naar rechts), honderd (komma 2 plaatsen naar rechts) etc.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld
24,3 : 0,3
Je kunt hier allebei de getallen met 10 vermenigvuldigen. Je schuift de komma dus een stap naar rechts. Je krijgt dan: