ww met stam op -d/t + volt. deelw. (NaKlar 1 H/V Kap. 2 Lekt. 1)

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur weet je
*  wat de regels zijn voor de  regelmatige zwakke werkwoorden en de werkwoorden met de stam  eindigend op een s-klank  of op een d of een t
Na dit uur kun je:
*deze verschillende werkwoorden door elkaar gebruiken en toepassen in zinnen.



1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur weet je
*  wat de regels zijn voor de  regelmatige zwakke werkwoorden en de werkwoorden met de stam  eindigend op een s-klank  of op een d of een t
Na dit uur kun je:
*deze verschillende werkwoorden door elkaar gebruiken en toepassen in zinnen.



Slide 1 - Tekstslide

terugblik vorige les
In de vorige les heb je je geheugen opgefrist en weet je weer wat de uitgangen zijn regelmatige werkwoorden. 
Daarna heb je Gram. A en B bestudeerd en heb je ontdekt welke verschillen er zijn met de basisregel. 


Slide 2 - Tekstslide

vooruitblik deze les
In deze LessonUp ga je nog eens met de werkwoorden oefenen. 
Ook moet je van een aantal dia's de aantekeningen in je schrift overnemen.
Dit staat bij de dia vermeld en wordt in de volgende les gecontroleerd door middel van de opdracht bij de laatste dia

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitgangen krijgt een zwak regelmatig werkwoord na:
ich , du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie

(vul alleen letters, gevolgd door een komma en een spatie in.)

Slide 4 - Open vraag

Welk verschil is er bij werkwoorden waarbij de stam eindigt op een d of een t (t.o.v. de basisregel)?

Slide 5 - Open vraag

Had jij geantwoord dat er bij:
du, er/sie/es en ihr en extra e bij komt?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Was je antwoord nee?
bekijk het volgende filmpje dan eens.
Was je antwoord ja, dan mag je het filmpje overslaan.

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Bekijk de volgende 5 dia's
De 3e, 4e en 5e dia neem je over in je aantekeningenschrift.

Slide 9 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: wohnen (1)
werkwoord: wohnen, stam:wohn
                             (Fe) (T)
ich              wohn e
du               wohn st
er/sie es   wohn t
wir              wohn en
ihr               wohn t
sie/Sie      wohn en



Slide 10 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -s/-ß/-z (2)
werkwoord: heißen, stam:heiß

ich               heiß e
du                heiß t      (bij du geen st)
er/sie es    heiß t
wir               heiß en
ihr                heiß t
sie/ Sie      heiß en



Slide 11 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d (3)
Neem deze dia over in je aant. schrift
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit        finden, stam: find

ich                 arbeit e                                     ich                   find e
du                  arbeit est     (extra e)           du                   find est
er/sie es      arbeit et       (extra e)           er/sie/ es     find et
wir                 arbeit en                                   wir                  find en
ihr                  arbeit et        (extra e)           ihr                  find et
sie/ Sie        arbeit en                                   sie/Sie          find en



Slide 12 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d (4)
Neem ook deze dia over in je aant. schrift
de volgende ww krijgen ook een extra e bij du, er/sie/es en ihr
öffnen = openen
zeichnen = tekenen
rechnen = rekenen
regnen = regenen
atmen = ademen

Slide 13 - Tekstslide

Gram. B het voltooid deelwoord (5)
Neem deze dia over in je aant. schrift
Het voltooid deelwoord (das Partizip Perfekt)

bij een gewoon werkwoord: 
ge stam t   bijvoorbeeld: gemacht
Bij een werkwoord met een d of een t aan het einde van de stam:
ge stam et  bijvoorbeeld: gearbeitet

Slide 14 - Tekstslide

oefenen
Welke vorm is juist? 
Kies bij de volgende vragen steeds het juiste antwoord.

Slide 15 - Tekstslide

mieten

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 16 - Quizvraag

kaufen

du
A
kaufet
B
kauft
C
kaufest
D
kaufst

Slide 17 - Quizvraag

sitzen

du ...
A
sitzest
B
sitzt
C
sitzst
D
sitzen

Slide 18 - Quizvraag

gehen

sie
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehst

Slide 19 - Quizvraag

reden

ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 20 - Quizvraag

en nu in een zin

Slide 21 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 22 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen

Slide 23 - Quizvraag

Hast du lange ........ (warten)?
A
wartst
B
wartest
C
gewart
D
gewartet

Slide 24 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 25 - Quizvraag

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 26 - Open vraag

Ich (gehen) ............ nach Hause.

Slide 27 - Open vraag

Er hat einen Skihelm ............ (kaufen)

Slide 28 - Open vraag

Ihr (reden) ............. zuviel.

Slide 29 - Open vraag

(arbeiten) ............ Sara in einem Supermarkt?

Slide 30 - Open vraag

Ging het goed? 
Probeer dan de volgende 3 vragen eens te maken:
Ging het nog niet zo lekker, sla je de volgende 3 vragen over en beantwoord je de vraag, wat je nog lastig vindt.

Slide 31 - Tekstslide

Es (regnen) ........... nicht

Slide 32 - Open vraag

Du (zeichnen) ........... gut

Slide 33 - Open vraag

Sie (ev) (öffnen) ........... das Fenster.

Slide 34 - Open vraag

Wat vind je aan het vervoegen van werkwoorden nog lastig?

Slide 35 - Open vraag

Hausaufgaben für die nächste Stunde

Je levert in teams een foto in van de aantekening die je hebt overgenomen uit deze LessonUp.
 Zet in een klein hoekje bij je aantekening ook je eigen naam en zorg dat die ook op de foto staat.

Slide 36 - Tekstslide