HV1R - 11 mei - Werkwoordspelling - 1 lesuur

Welkom!
Jas is uit

Berg de telefoon op

En ga lekker zitten!

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Jas is uit

Berg de telefoon op

En ga lekker zitten!

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • Inloop/ Aanwezigheid controleren - 3 min
  • Lekker Lezen! - 15 min
  • Korte herhaling §7  - 3 min
  • introductie Paragraaf 8 - 10 min
  • Samenwerken 15 min
  • Afronding - 4 min
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

 Herhaling §7 +Introductie §8
  • Stap 1. We behandelen gezamenlijk de theorie.
  • Stap 2 Jullie gaan aan de slag (10 min.)
  • Stap 3 We bespreken de les kort na (5 min)

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling §7
Spellen van Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd??
Gebruik gewoon het werkwoord 'Lopen'!

Slide 5 - Tekstslide

§8: Persoonsvorm Verleden Tijd 
In §8 behandelen we de PVVT  (Persoonsvorm Verleden Tijd) van zwakke werkwoorden. In §9 komt de PVVT van de sterke werkwoorden aan bod. 

Mijn vraag aan jullie:
Wat is het verschil tussen sterke- en zwakke werkwoorden?


timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke Werkwoorden
De persoonsvorm verandert in de verleden tijd NIET van klank. 

  • Klop - Klopte
  • Wandel- Wandelde
  • Besef - Besefte


Ze zijn te zwak om te veranderen!
Sterke Werkwoorden
De persoonsvorm verandert in de verleden tijd WEL van klank.

  • Hang - Hing
  • Lees - Las
  • Helpen - Hielp


Ze zijn te sterk en doen wat ze willen!


timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

§8: Persoonsvorm Verleden Tijd 
De regels voor het spellen van zwakke werkwoorden in de verleden tijd: 
  • Enkelvoud =  Ik-vorm (tt) + DE of TE (beweerDE, landDE, berichtTE)
  • Meervoud =  ik-vorm (tt) + DEN of TEN (beweerDEN, landDEN, berichtTEN)


......Maar HOE weet je wanneer je DE(N) of TE(N) gebruikt????


timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

TXFKSCHP = 't (e)x - f (o) k s c h (aa) p
TXKFSCHP = 't (e)x - k (o) f s c h (i) p
Let op: 't ex Kofschip pas je toe met de STAM
Wat is het verschil tussen STAM en Ik-vorm?
  • Verven: STAM=           Ik vorm=
  • Beloven: STAM=         Ik vorm= 
  • Reizen: STAM=            Ik vorm=

Het werkt zelfs met verzonnen werkwoorden:
Daupen: Ik daup = ik daupte                               Taugen: ik Taug = ik Taugde 


timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Stap 1. We behandelen gezamenlijk de theorie.
  • Stap 2 Maak van §8 (cursus 7) opdracht 1 t/m 4  + opdr 7 (BLZ 254 en 255)
  • Je mag in tweetallen werken. Overleggen mag!

Klaar?
  • Maak §8 opdracht 6 (mag tweetal)
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Afronding

Weektaak:
§7 - maak opdracht 1 t/m 7
§8 - maak opdracht 1 t/m 4 + 7
Denk om de Folder/Video! Uiterlijk vrijdag inleveren!

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide