les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden
les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Hallo 1vhtb
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
timer
10:00
Wat ga we doen vandaag?
10 min lezen
Wat weet je nog?
Nakijken opgaven §7
Uitleg pvvt zwakke werkwoorden
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
timer
1:00
Bedenk een werkwoord waar je de ik-vorm kan vinden door:
hele werkwoord -en = ik-vorm
Bedenk daarnaast ook twee werkwoorden die hier van afwijken
Bijvoorbeeld:
hele werkwoord -en + extra klinker = ik-vorm
hele werkwoord -en - medeklinker = ik-vorm
hele werkwoord -en + medeklinker die verandert = ik-vorm
Slide 3 - Tekstslide
Nakijken opdrachten §7 p. 252-253
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken opdrachten §7 p. 252-253
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Je kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
Slide 6 - Tekstslide
Waarom spelling?
Slide 7 - Tekstslide
Sterke of zwakke werkwoorden
Verzin een sterk en zwak werkwoord en schrijf ze op in de verleden tijd
Voorbeeld:
lopen
liep
fietsen
fietste
timer
1:30
Slide 8 - Tekstslide
Persoonsvorm - Verleden tijd (PVTT)
Slide 9 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.
Bijvoorbeeld:
fietsen- en =
drijven - en =
Slide 10 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.
Bijvoorbeeld:
fietsen- en =
fiets
leven - en =
lev
Slide 11 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.
Bijvoorbeeld:
fietsen- en =
fiets
drijven - en =
drijv
Let op!
Stam en ik-vorm zijn dus niet hetzelfde!
Slide 12 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Nadat je de stam hebt gevonden zijn er twee mogelijkheden:
enkelvoud
1. stam + -de
2. stam + -te
ik/jij/hij/zij
1. speelde, herhaalde
2. lustte, fietste
meervoud
1. stam + -den
2. stam + -ten
wij/jullie/zij
1. speelden, herhaalden
2. lustten, fietsten
Slide 13 - Tekstslide
PVVT
waarom +de(n) of +te(n)?
In het Nederlands vinden we dat bepaalde klanken niet goed samen klinken. Daarom krijgen sommige letters een +de(n) terwijl anderen +te(n) in de verleden tijd krijgen.
Meestal doe je dit automatisch goed, maar wanneer je het niet zeker weet is er een ezelsbruggetje.
Slide 14 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Slide 15 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
oefenen
Slide 16 - Tekstslide
Stap 1.
Pak de stam van het werkwoord.
Om de stam te vinden haal je -en (of -n) van het hele werkwoord eraf.
Slide 17 - Tekstslide
de stam van zwakke werkwoorden
reizen - reiz
leven - lev
pakken - pakk
maken - mak
gooien - gooi
Slide 18 - Tekstslide
stap 2.
kijk naar de laatste letter van de STAM
reiz = z
lev = v
pakk = k
mak = k
gooi = i
Slide 19 - Tekstslide
stap 3.
Welke klank, van de laatste letter van jouw STAM, hoor je in het woord 't ex kopfschip ?
(let op: bij reiz hoor je een Z / bij lev hoor je en V / bij gooi hoor je een J-klank)
Slide 20 - Tekstslide
stap 4.
Zit jouw klank van de stam in 't kofschip?
JA, dan komt in de verledentijd -te of -ten erbij.
NEE, dan komt in de verledentijd -de of -den erbij.
Slide 21 - Tekstslide
stap 5.
Controleer of je de juiste spelling van het zwakke werkwoord hebt:
reizen - reiz - ik reisde / wij reisden
leven - lev - ik leefde / wij leefden
pakken - pakk - ik pakte / wij pakten
maken - mak - ik maakte / wij maakten
gooien - gooi - ik gooide / wij gooiden
Slide 22 - Tekstslide
Zelf oefenen
Cursus 7 - Spelling § 8 persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Wat: Maak opdr. 1, 2 en 4 (blz. 254-255)
Hoe:Zelfstandig in je schrift
Hulp:Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst:Geoefend met pvvt van zwakke werkwoorden
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
15:00
Slide 23 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Ja/nee?
Je kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
Ja/nee?
Slide 24 - Tekstslide
Rustig je spullen opruimen en blijven zitten tot de bel gaat.