TH1 Arm en Rijk

Nieuw hoofdstuk
Arm en Rijk - H4. 

Ja, we slaan H3 even over. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nieuw hoofdstuk
Arm en Rijk - H4. 

Ja, we slaan H3 even over. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Introductie en begin paragraaf 4.1 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen deze les:

Je weet wat het verschil is tussen welvaart en welzijn;
Je kunt uitleggen waar welvaart en welzijn over gaan;
Je kunt uitleggen of je aan één van deze twee genoeg hebt om de rijkdom van een land te kunnen meten. 

Slide 3 - Tekstslide

We gaan een filmpje kijken. 
Let op de volgende vragen:
Hoeveel mensen hebben net zoveel geld als de 58 armste landen in de wereld?
Hoeveel kinderen leven er in extreme armoede?
Om de hoeveel seconden gaat er een kindje dood door armoede?


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Reageer: Wat vonden jullie van het filmpje?

Slide 6 - Open vraag

Wat vonden jullie een bijzonder/schokkend detail uit het filmpje?

Slide 7 - Open vraag

Hoe zou het kunnen dat er zoveel verschil is in welvaart in de wereld?

Slide 8 - Open vraag

Wanneer ben je rijk of arm?
Welvaart en Welzijn.
Welvaart = geld, je kijkt naar het BNP/per hoofd.
Welzijn: Hoe het gaat met iemand. 

Slide 9 - Tekstslide

Welvaart
Gaat over geld.
Meet je met behulp van BNP/per hoofd. 
Wat is BNP? -> Bruto Nationaal Product. 
Alles wat een land verdient, delen door het aantal inwoners van een land. 

Slide 10 - Tekstslide

Denk je dat alleen kijken naar het BNP/hoofd, genoeg zegt over de welvaart van een land?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Je hebt bij de vorige vraag 'ja' of 'nee' ingevuld. Waarom?

Slide 12 - Open vraag

Welvaart
Meet je ook door naar welzijn te kijken. 
Welzijn = Hoe de levensomstandigheden van mensen zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Welzijn
Waar kijken we bij welzijn precies naar?
3 dingen:
1. Levensverwachting -> Hoe oud wordt iemand?
2. Onderwijs / Alfabetiseringsgraad: Hoeveel mensen kunnen naar school en hoeveel mensen kunnen dus lezen/schrijven?
3. Koopkracht: Hoeveel kan je in een land kopen voor 1 euro/dollar?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide