H3A lundi 23 octobre ho 2 intro/écouter/woordjes A

Chapitre 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 2

Slide 1 - Tekstslide

Chapitre 2: Du temps pour moi
  • But = vertellen over je vrije tijd
  • Vocabulaire = activiteiten, hobby's, films en series, mening
  • Tuyaux (tip) = signaalwoorden
  • Grammaire = à en de + lidwoord & werkwoorden op IR

Slide 2 - Tekstslide

Programme
  • Introduction: activités sportives dans les montagnes
  • A. Ecouter
  • Zelfstandig leren woordjes A



But = Ik kan een tekst over vrije tijd begrijpen

Slide 3 - Tekstslide

Introduction
Regardez la vidéo: ho 2 pag 36

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Quelle activité aimez-vous faire?
A
Faire du VTT
B
Faire du ski
C
Faire des promenades
D
Faire de la luge

Slide 6 - Quizvraag

Faire exercices
2a en 2b

Slide 7 - Tekstslide

Cherchez sur Internet:
Waar in Frankrijk vind je het grootste ski-gebied?

Slide 8 - Open vraag

Cherchez sur Internet: Waar in Frankrijk vind je de hoogste bergen?

Slide 9 - Open vraag

Cherchez sur Internet: Waar in Frankrijk vind je de langste piste?

Slide 10 - Open vraag

le chasse-neige
la station de ski
le masque
le tire-fesses
le moniteur de ski
de skibril
de skileraar
het skidorp
de sleeplift
de pizzapunt (skitechniek voor beginners)

Slide 11 - Sleepvraag

J'aime faire du ski!
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Au travail!
En Ligne
Chapitre 2
A. Ecouter (oordopjes in)
Exercice 4 + 5 + 6 + 7
Oefening baart kunst!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Leren woordjes A
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Les devoirs
Jeudi 26 octobre Kwizl woordjes A ho 2

Slide 16 - Tekstslide

Font

Faites
Fais
Fait
Faisons
Fais
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 17 - Sleepvraag

louer une maison
adorer l'hotel
être en vacances
faire du shopping à Amsterdam
faire très chaud
faire du surf
passer de bonnes vacances 

manger le poisson
avoir une maladie 
formidable, fantastique, génial, horrible etc.
avoir faim
être à la fête
avoir un mobil-home
faire du vélo
visiter un musée

Slide 18 - Tekstslide

Stap 1: ALTIJD avoir vervoegen
J'ai
Tu as
il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils /elles ont

Stap 2: het werkwoord vervoegen naar voltooid deelwoord. Werkwoorden die eindigen op -er, daar haal je de R vanaf en je doet een streepje op de é --> travailler --> travaillé

Er zijn 3 uitzonderingen: 
être --> été / faire --> fait / avoir --> eu
1. Tu as mangé le poisson
2. Nous avons été à la fête
3. J'ai
4. Il a

1. vous avez fait du surf
2. tu as eu faim
3. j'ai mangé le poisson
4. on a passé de bonnes vacances

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video