A(H)1 - H4: Informatie verwerken - Toetsvoorbereiding

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

H4 - Informatie verwerking

Toetsvoorbereiding

4.1 - Data

T1    Ik weet wat data zijn, wat turven is.

T1    Ik kan data weergeven in een frequentietabel

T2   Ik kan het gemiddelde uitrekenen

T1    Ik kan afronden

T2   Ik kan afronden in praktische situaties

T2   Ik kan het gemiddelde van een frequentietabel uitrekenen

T2   Ik kan bij een gemiddelde met minimale en maximale getal uitrekenen.

4.1 - Data

data

dataset

turven

frequentie

frequentietabel

gemiddelde

afronden

Bereken het gemiddelde:
5,1 6,1 6,2 6,2 6,8 6,9 7,0
7,0 7,2 7,5 7,6 8,4 8,6 8,8

Rond het getal 715,83946 af op twee decimalen

1. 715,83
2. 715,84
3. 715,8
4. 715,80

Rond het getal 715,83946 af op tientallen

1. 715,84
2. 72
3. 715,8
4. 720

Bereken het gemiddeld aantal leerlingen per klas.

4.2 - Verhoudingen en Schaal

T1   Ik kan een deel-deel verhouding herkennen.

T1   Ik weet wat een deel-geheel verhouding herkennen.

T1   Ik kan met die verhoudingen werken

T2  Ik kan conclusies trekken op basis van verhoudingen.

I      Ik kan de schaal berekenen van vergrote afbeeldingen

4.2 - Verhoudingen en Schaal

deel-deelverhouding

deel-geheelverhouding

schaal  

Voor elke 9 auto’s zijn er 13 fietsen.

1. deel-geheelverhouding
2. deel-deelverhouding
3. geen verhouding

9 van de 10 docenten kijkt een toets na met een rode pen.

1. deel-geheelverhouding
2. deel-deelverhouding
3. geen verhouding

Aan de avondvierdaagse doen 10 keer meer kinderen mee dan volwassenen.

1. deel-geheelverhouding
2. deel-deelverhouding
3. geen verhouding

Er zitten 32 leerlingen in een klas.

1. deel-geheelverhouding
2. deel-deelverhouding
3. geen verhouding

Bij 1 op de 5 toetsen wordt ruitjespapier gebruikt.

1. deel-geheelverhouding
2. deel-deelverhouding
3. geen verhouding

Geef de verhouding auto:fietsen
Voor elke 9 auto’s zijn er 13 fietsen.

1. 13:9
2. 9:13
3. 9:22
4. 13:22

Geef de deel-geheelverhouding:
9 van de 10 docenten kijkt een toets na met een rode pen.

1. 9:10
2. 10:9
3. 9:19
4. 10:19

Geef de kind:geheel verhouding
Aan de avondvierdaagse doen 10 keer meer kinderen mee dan volwassenen.

1. 1:10
2. 1:11
3. 10:10
4. 10:11

11:33

360:720

5:20

4:6

9 van de 10 docenten kijkt een toets na met een rode pen. Op school zijn 70 docenten.
Hoeveel van hen gebruiken een rode pen voor het corrigeren?

Een kaart heeft een schaal van 1 : 100 000.
Op de kaart liggen de school en het zwembad 6 cm uit elkaar. Hoe ver is de afstand in km in werkelijkheid?

Een kaart heeft een schaal van 1 : 100 000.
Je weet dat de afstand tussen je huis en de bioscoop 5 km is, hoeveel cm is dat op de kaart?

Je meet dat een plaatje 3 cm groot is. Je weet dat de afbeelding in het echt 60 meter groot is.
Wat is de schaal?

4.3 - Procenten

R     Ik weet wat procenten zijn.

T1    Ik kan een verhouding omrekenen naar een breuk en een percentage

R     Ik ken de formules om het percentage uit te rekenen

T1   Ik kan het percentage uitrekenen dat bij een aantal hoort en andersom

T2   Ik kan het totale aantal uitrekenen als ik een aantal en het daarbij behorende percentage weet

I       Ik begrijp waarom je percentages niet altijd zomaar bij elkaar mag optellen of van elkaar mag aftrekken

4.3 - Procenten

procenten

percentage

Welke verhouding hoort bij 2%?

1. 2:100
2. 1:50
3. 2:1
4. 1:2

Welke breuk is gelijk aan 22%?

1. 22/100
2. 11/50
3. 1/22
4. 22:100

Hoeveel % is de verhouding 3:20?

1. 23%
2. 3%
3. 15%
4. 60%

20 van de 25 leerlingen hebben een mobiele telefoon. Hoeveel % van de leerlingen hebben een mobiele telefoon?

18 van de 24 jongens spelen graag buiten. Hoeveel % is dat?

22,5% van 256 is? (afronden op 1 decimaal)

1,2% van 123,16 is? (afronden op 2 decimalen)

In winkel A geldt de actie “3 halen, 2 betalen”. In winkel B krijg je 20% korting.
Als je drie producten koopt, welke aanbieding is in verhouding het voordeligst?

1. A
2. B

4.4 - Diagrammen

R    Ik weet wat een beeld-, staaf-, lijn- en cirkeldiagram zijn en ik kan ze herkennen

T1   Ik kan informatie aflezen uit al die diagrammen

R    Ik weet wat een beeld-, staaf-, lijn- en cirkeldiagram zijn en ik kan ze herkennen

T2   Ik kan bij data een beelddiagram maken

T2   Ik kan bij data een staafdiagram maken

T2   Ik kan bij data een lijndiagram maken

T2   Ik kan bij data een cirkeldiagram maken

4.4 - Diagrammen

diagram

beelddiagram

pictogram

staafdiagram

lijndiagram

stijgen

dalen

constant

cirkeldiagram

sector

Staaf-

diagram

Lijn-diagram

Beeld-diagram

Cirkel-diagram

Hoeveel appels worden er meegenomen?

Hoeveel % van de jongeren gebruikte in 2018 een professioneel netwerk om mee te communiceren?

Welk percentage van de mensen was gelukkig in 2018?

Welke categorie werd het minst ingezameld?

1. huishoudelijk restafval
2. GFT-afval
3. grof huishoudelijk afval en verbouwingsafval
4. grof tuinafval

Hoe groot is de hoek van het oud papier en karton (zonder te meten)?

4.5 - Grafieken

R     Ik weet wat een zaagtand is

T1    Ik kan een grafiek tekenen die hoort bij een tabel

T1    Ik kan een zaagtand (scheurlijn) correct gebruiken bij een maken van een diagram

T2    Ik kan m.b.v. een grafiek schattingen maken

(R    Ik weet wanneer ik punten van een grafiek wel en niet met elkaar moet verbinden)

4.5 - Grafieken

zaagtand

1. Ja
2. Nee

Laatste voorbereidingen

Oefenen, oefenen, oefenen!!

Wat oefenen? Zie leerdoelen.

Extra oefeningen vs uitdagende oefeningen

Kies ze uit (lastige paragrafen) -> uitdaging 24&25

Sterkuur vanmiddag (voor vragen/oefenen, zelf of samen)

Vergeet je rekenmachine, pen, potlood, gum & geo niet!