In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Natuur moet meer ruimte krijgen
- Klimaatveranderingen
- Stijging zeespiegel
- Winter: Warmer en natter
- Zomer: Warmer en droger
- Neerslag onvoorspelbaarder
In korte tijd teveel water -> Wateroverlast
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Dijk verhogen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Op welke 2 manieren ontstaat Verzilting?
Slide 6 - Woordweb
Hoe komt het zoutewater Zuid & Noord-Holland in?
Slide 7 - Woordweb
Wat zijn duurzame oplossingen?
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Afsluiting hoofdstuk 4 Leefomgeving Wateroverlast
Slide 12 - Tekstslide
Toetsstof
- §4.1 tm 4.6
Denk aan:
- Opdrachten in opdrachtenboek / BuiteNLand
- Aantekeningen / samenvattingen / mindmap ed
- Lessonup / Powerpoint
- Begrippen / Leerdoelen achterin het boek
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen 4.1 Rivieren
Ik weet dat het overstromingsgevaar samenhangt met de ruimtelijke inrichting, zowel binnen- als buitendijks.
Ik weet hoe je een rivier kunt indelen in een lengte- en dwarsprofiel.
Ik ken de kenmerken van de stroomgebieden van Rijn en Maas.
Ik weet dat de grootse overstromingsrisico’s ontstaan bij een combinatie van springtij, noordwesterstorm en piekafvoeren van de rivieren.
Ik begrijp dat klimaatverandering bijdraagt aan een onregelmatiger regiem van de rivieren.
Ik begrijp dat menselijk ingrijpen in het stroomgebied leidt tot een onregelmatiger regiem, verkorting van de vertragingstijd en een verhoogde piekafvoer
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Leerdoelen 4.2 De Kust
Ik weet hoe de Nederlandse kust is opgebouwd.
Ik weet op welke manier de mens heeft ingegrepen in het kustgebied.
Ik begrijp dat bij (noord)westerstorm het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta het overstromingsrisico groot is.
Slide 18 - Tekstslide
Leerdoelen 4.3 Rivieren: adaptief deltamanagement
Ik weet met welke maatregelen we de rivier meer ruimte geven.
Ik weet om welke twee redenen men het peil van het IJsselmeer flexibel wil houden.
Ik weet waarom men na 1995 anders is gaan denken over het overstromingsgevaar van de rivieren.
Ik weet welke maatregelen worden genomen in het Deltaprogramma.
Ik begrijp dat maatregelen om het regiem van een rivier te beheersen over het hele stroomgebied moeten gaan en niet alleen over de rivier zelf.
Ik begrijp dat door de zeespiegelstijging het spuien op zee steeds moeilijker wordt.
Ik begrijp waarom het belangrijk is strategische zoetwatervoorraden aan te leggen.
Ik begrijp op welke manier elk van de maatregelen van “Ruimte voor de Rivier” van invloed kunnen zijn op de veiligheid in het rivierengebied.
Ik kan relaties leggen tussen klimaatsverandering en menselijk ingrijpen aan de ene kant en het toegenomen risico op overstromingen en wateroverlast aan de andere kant.
Ik kan de gevolgen van een ingreep uit het integraal waterbeleid voor gebieden op verschillende schaal (lokaal, regionaal en fluviaal) en vanuit verschillende dimensies (veiligheid, natuur en economie) beschrijven en verklaren.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Slide 22 - Video
Leerdoelen 4.4 De kust: zacht waar het kan, hard waar het moet
Ik weet op welke manier de opbouw en afbraak aan onze kust wordt beïnvloed door natuurlijke- en menselijke factoren.
Ik begrijp hoe natuurlijke factoren, menselijke factoren en klimaatsverandering de opbouw en afbraak aan de Nederlandse kust beïnvloeden.
Ik begrijp waarom in het deltaprogramma gekozen wordt voor adaptief watermanagement.
Ik begrijp dat bij (noord)westerstorm het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta het overstromingsrisico groot is.
Ik kan de gevolgen van een ingreep uit het integraal waterbeleid voor gebieden op verschillende schaal (lokaal, regionaal en fluviaal) en vanuit verschillende dimensies (veiligheid, natuur en economie) beschrijven en verklaren.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Leerdoelen 4.5 Waterproblemen in laaggelegen gebieden en steden
Ik weet waarom men na 1995 anders is gaan denken over het overstromingsgevaar van de rivieren.
Ik weet met welke maatregelen we de rivier meer ruimte geven.
Ik begrijp dat maatregelen om het regiem van een rivier te beheersen over het hele stroomgebied moeten gaan en niet alleen over de rivier zelf.
Ik begrijp op welke manier elk van de maatregelen van “Ruimte voor de Rivier” van invloed kunnen zijn op de veiligheid in het rivierengebied.
Ik kan het rivierbeleid van de overheid vanuit verschillende dimensies( veiligheid, economie en natuur) analyseren.
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen 4.6 Oplossingen voor waterproblemen in laaggelegen gebieden en steden
Ik weet vanuit welke perspectieven de maatregelen in het huidige kustbeleid worden genomen.
Ik begrijp waarom het belangrijk is strategische zoetwatervoorraden zoals in het IJsselmeer aan te leggen.
Ik kan het rivier- en kustbeleid van de overheid vanuit verschillende dimensies( veiligheid, economie en natuur) analyseren.
Slide 26 - Tekstslide
Welke vragen hebben jullie over de lesstof?
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Open vraag
Waar of niet waar? Het gebied tussen de zomer- en winterdijk worden uiterwaarden genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Waar is een geschikte plaats voor een nevengeul?
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Open vraag
De stroomsnelheid beïnvloedt hoeveel erosie en sedimentatie er plaatsvindt.
Waar staat de juiste letter uit de bron bij de grootste sedimentatie
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 33 - Quizvraag
De stroomsnelheid beïnvloedt hoeveel erosie en sedimentatie er plaatsvindt.
Waar staat de juiste letter uit de bron bij de grootste erosie?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 34 - Quizvraag
In de bovenloop zijn de hoogteverschillen groot, vandaar een hoge stroomsnelheid en erosie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Langs de Waal zijn de kribben verlaagd en de uiterwaarden vergraven. Welke term hoort hierbij?
A
Ruimtelijke Adaptatie
B
Fluviaal schaalniveau
C
Integraal waterbeleid
D
Ruimte voor de rivier
Slide 36 - Quizvraag
Door de verstedelijking van Nederland zijn er steeds meer straten en daken. Neerslag komt direct in het riool.
Wat is het verband tussen deze verstening en de vertragingstijd?
Slide 37 - Open vraag
Nederland heeft drie typen zachte kusten. De waddenkust in het noorden van Nederland is er daar één van. Noteer de andere twee typen zachte kust op je antwoordblad. Geef voor elk van deze typen zachte kust aan waar deze in Nederland voorkomen.
Slide 38 - Open vraag
Langsdammen zijn dammen die langs de rivier liggen. Deze hebben ten opzichte van kribben een voordeel bij stap drie uit de drietrapsstrategie. Leg dit uit. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 39 - Open vraag
Rond het jaar 2000 werd de oude dijk in Katwijk aan Zee aangemerkt als een zwakke schakel langs de kust. Geef aan waarom het versterken van deze zwakke schakel van nationaal belang was.
Slide 40 - Open vraag
Bij de nieuwe zeewering bij Katwijk aan Zee zijn zowel harde als zachte kustwering gecombineerd. Beredeneer waarom bij Katwijk aan Zee deze twee vormen van kustbeheer gecombineerd zijn.