5.3 Variatie in Genotypen

Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
- Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat. 
- Je kunt omschrijven wat een mutatie is. 


5.3 bladzijde 122
Huiswerkcontrole
Biologie
- lezen blz 122 t/m 124
- maken opdr: 1, 2, 3, 6, 7, 8


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
- Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat. 
- Je kunt omschrijven wat een mutatie is. 


5.3 bladzijde 122
Huiswerkcontrole
Biologie
- lezen blz 122 t/m 124
- maken opdr: 1, 2, 3, 6, 7, 8


Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk!!!
- In een lichaamscel 46 chromosomen en in paren (23)
- In een geslachtscel (eicel / zaadcel) enkelvoudig chromosomen

Slide 2 - Tekstslide

Genenpaar
De meeste bandjes hebben ook dezelfde kleur. Dat betekent dat de informatie op beide chromosomen gelijk is. Bijvoorbeeld: beide chromosomen bevatten de informatie voor steil of krullend haar
Soms is de kleur van de bandjes verschillend. Op die plaats verschilt de informatie op de chromosomen. Het ene chromosoom van vader  bevat bijvoorbeeld de informatie voor steil haar, het andere van moeder voor krullend haar.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Variatie
Bij een gewone celdeling (mitose) worden alle chromosomen verdubbeld (gekopieerd) en daarna verdeeld over de dochtercellen. Elke dochtercel krijgt zo precies dezelfde chromosomenparen als de moedercel.
In geslachtscellen komen de chromosomen enkelvoudig voor. Dat komt doordat geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling: de meiose. Bij meiose krijgt iedere dochtercel (geslachtscel) één chromosoom van elk paar.


Slide 5 - Tekstslide

Welk genotype de geslachtscellen hebben, is afhankelijk van het toeval. Er zijn veel verschillende mogelijkheden. Hierdoor heeft de nakomeling een ander genotype dan de ouders. En verschillende nakomelingen van dezelfde ouders hebben onderling verschillende genotypen.

Slide 6 - Tekstslide

Gelijke genen


  • Dan krijg je van je moeder en je vader voor 1 erfelijke eigenschap een gen met dezelfde informatie heb je gelijk genen.
  • Bijvoorbeeld. blond haar-blond haar.
  • lichaamscellen

Slide 7 - Tekstslide

Ongelijke genen
  • Dan krijg je van je moeder en je vader voor 1 erfelijke eigenschap een gen met niet dezelfde informatie heb je ongelijk genen.
  • Bijvoorbeeld. blond haar-bruin haar.

Slide 8 - Tekstslide

Mutaties
  • Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
  • mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
  • mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • mutatie zichtbaar--> mutant


Slide 9 - Tekstslide

mutatie
mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype

mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar

mutatie zichtbaar--> mutant

Slide 10 - Tekstslide

Mutatie in een geslachtscel

  • Een mutatie in een geslachtscel kan grote gevolgen hebben
  • Wordt deze bevrucht, dan heeft elke lichaamscel die daaruit gevormt wordt het gemuteerde gen

Slide 11 - Tekstslide

Albinisme
Een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype, noem je een mutant. Een voorbeeld van een mutant is een albino. Bij een albino is het lichaam niet in staat melanine (pigment) te vormen: de kleurstof voor haren, ogen en huid. Daardoor lijken de ogen rood en is het organisme erg bleek (zie afbeelding 4.1). Mutaties in genen voor het maken van melanine zijn goed waarneembaar in het fenotype (zie afbeelding 4.2 en 4.3). De meeste mutaties zijn dat niet.

Slide 12 - Tekstslide

Mutagene invloeden
Het DNA kan beschadigd raken onder invloed van straling, bijvoorbeeld radioactieve straling, uv-straling en röntgenstraling. Ook chemische stoffen kunnen een mutatie veroorzaken, bijvoorbeeld asbest of stoffen in sigarettenrook. Dit worden mutagene invloeden genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Kanker
De snelheid waarmee celdelingen in het lichaam plaatsvinden, wordt geregeld door het DNA. Maar soms gaan cellen zich ongeremd delen. Dat wordt veroorzaakt door mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling. Er ontstaat dan een gezwel of tumor. 


Slide 14 - Tekstslide

Kanker
Sommige tumoren groeien langzaam en verstoren de bouw van de weefsels niet. Deze tumoren zijn goedaardig. Als ze te groot worden, kunnen ze operatief worden verwijderd. Andere tumoren zijn kwaadaardig. Een kwaadaardige tumor groeit snel en verstoort de bouw van de weefsels (zie afbeelding 6). Een kwaadaardige tumor wordt kanker genoemd.

Slide 15 - Tekstslide

Kanker
Cellen van de tumor kunnen terechtkomen in het bloed of in de lymfe (zie afbeelding 6.4). Deze cellen worden meegevoerd en komen in andere lichaamsdelen terecht. Daar kunnen ze zich opnieuw ongeremd gaan delen, waardoor overal in het lichaam tumoren ontstaan. Dit heet uitzaaiing.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag:
Lezen blz 122 t/m 124
Maken opdr: 1, 2, 3, 6, 7, 8

Slide 17 - Tekstslide