20241008 Mask VAV4VMB000AK vmbo leerjaar 1 Thema's Media 1. Communicatie en media

VAV4VMB000AK 





David Lindenaar
Docent burgerschap en maatschappijleer & -kunde bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.
david.lindenaar@vonknh.nl


Maatschappijkunde
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

VAV4VMB000AK 





David Lindenaar
Docent burgerschap en maatschappijleer & -kunde bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.
david.lindenaar@vonknh.nl


Maatschappijkunde

Slide 1 - Tekstslide

AFSPRAKEN 
1. Kom op tijd.

2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.

3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.

4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.

5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.

6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.

Slide 2 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Maatschappijkunde: Thema's kgt examenkatern Media

Planning:



  

08-10 1. Communicatie en media 
14-10 2. Het medialandschap 
15-10 3. Het belang van media 
21-10 4. De rol van de overheid
22-10 5. Het nieuws 


Slide 4 - Tekstslide

Terugblik op:
Les 7. De sociale partners
en
Les 8. Verzorgingsstaat

Slide 5 - Tekstslide

Les 7 De sociale partners

Slide 6 - Tekstslide

7.1 Werkgevers- en werknemersorganisaties

Vakbonden: organisaties die opkomen voor de belangen
van werknemers.

Er zijn vakbonden voor elke bedrijfstak en beroepsgroep.
Bedrijfstak: bedrijven die ongeveer dezelfde werkzaamheden
uitvoeren.

Beroepsgroep: een groep personen met ongeveer hetzelfde beroep.
Alle vakbonden samen noemen we de vakbeweging.




Slide 7 - Tekstslide

7.1 Werkgevers- en werknemersorganisaties

Er zijn drie grote vakcentrales in Nederland:

FNV
(Federatie Nederlandse Vakbeweging, 15 aangesloten
vakbonden, ruim 1 miljoen leden);
CNV
(Christelijk Nationaal Vakverbond, met 8 aangesloten vakbonden,
260.000 leden);
VCP
(Vakcentrale voor Professionals, met 50 aangesloten vakbonden, 270.000 leden).



Slide 8 - Tekstslide

7.1 Werkgevers- en werknemersorganisaties


Vakcentrales en vakbonden werken op vier niveaus:

• Individuele hulp


• Steun op bedrijfsniveau

• Bedrijfstakniveau

• Landelijk niveau






Slide 9 - Tekstslide

7.1 Werkgevers- en werknemersorganisaties
De belangrijkste werkgeversorganisaties zijn:


UNETO-VNI
5000 (installatie)bedrijven, 120.000 werknemers

LTO-Nederland
(de Land- en Tuinbouworganisatie), vertegenwoordigt zo’n 50.000 boeren en tuinders.


Slide 10 - Tekstslide

7.2 De belangen van werkgevers
en werknemers



Werkgevers en werknemers hebben tegengestelde belangen en gemeenschappelijke belangen. 

  • Tegengestelde belangen: de werkdruk.
  • Gemeenschappelijke belangen: een succesvol bedrijf,
  • goede producten maken en een fijne werksfeer.


Slide 11 - Tekstslide

7.2 De belangen van werkgevers
en werknemers

Belangen van werknemers:


• werkgelegenheid
• goede arbeidsvoorwaarden
• goede arbeidsomstandigheden
• mogelijkheden om hogerop te komen
• medezeggenschap;
• een goede uitkering bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.






Slide 12 - Tekstslide

7.2 De belangen van werkgevers
en werknemers


Belangen van werkgevers:

• lage kosten
• weinig concurrentie
• ijverige en goed opgeleide werknemers
• zo min mogelijk regels van de overheid




Slide 13 - Tekstslide

7.2 De belangen van werkgevers
en werknemers

Werkgeversorganisaties en vakbonden onderhandelen met elkaar over cao’s: collectieve arbeidsovereenkomst, een standaardcontract met afspraken voor een hele bedrijfstak.

Cao’s moeten worden goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als hij de cao bindend verklaart, geldt de cao voor alle bedrijven in die bedrijfstak.



Slide 14 - Tekstslide

7.2 De belangen van werkgevers
en werknemers

Een cao-onderhandeling verloopt niet altijd eenvoudig. Vakbonden kunnen dan contact zoeken met de media of met politici.

Als er dan nog geen akkoord komt, heeft de vakbond nog
meer opties:
  • Stiptheidsacties houden
  • Naar de rechter stappen 
  • Staken

Maar uiteindelijk willen beide partijen altijd een akkoord sluiten.



Slide 15 - Tekstslide

Les 8. Verzorgingsstaat

Slide 16 - Tekstslide

8.1 Hoe is de verzorgingsstaat
ontstaan?

Een verzorgingsstaat is een staat waarin de overheid
verantwoordelijk is voor een minimumniveau van
bestaanszekerheid voor alle burgers.

Bestaanszekerheid: ten minste een huis,
gezondheidszorg, onderwijs en een inkomen.




De eerste sociale wetten:

• de Armenwet (1854)
• Het ‘Kinderwetje van Van Houten’ (1874)
• De Arbeidswet (1919)

Slide 17 - Tekstslide

8.1 Hoe is de verzorgingsstaat 
ontstaan?



Rond 1960 was er sociale zekerheid voor
iedereen: bij ziekte, ouderdom,
arbeidsongeschiktheid en werkloosheid was er
recht op een inkomen.





Er waren ook andere maatregelen:

• kinderbijslag
• maatschappelijk werk
• huurtoeslag

Slide 18 - Tekstslide

8.2 Hoe ziet de verzorgingsstaat 
eruit?


In een verzorgingsstaat zijn de taken van de overheid:

1. zorgen voor sociale zekerheid;
2. zorgen voor welzijnsvoorzieningen;
3. verkleinen verschillen tussen arm en rijk;
4. zorgen voor werkgelegenheid.




Slide 19 - Tekstslide

8.2 Hoe ziet de verzorgingsstaat 
eruit?


Het belangrijkste onderdeel van de verzorgingsstaat
is het stelsel van sociale zekerheid.
Hierdoor heeft iedereen recht op een minimuminkomen
om van te leven.

Er zijn sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.


Slide 20 - Tekstslide

8.2 Hoe ziet de verzorgingsstaat
eruit?

Sociale verzekeringen zijn verplichte
verzekeringen. Het zijn:

 

Werknemersverzekeringen
Je krijgt een uitkering bij werkloosheid,
ziekte of arbeidsongeschiktheid.



Volksverzekeringen
Je krijgt een uitkering:

  • als je 67 jaar wordt;
  • als je ouders of partner overlijden;
  • als je kinderen onder de 18 jaar hebt;
  • als je langdurige zorg nodig hebt.

Slide 21 - Tekstslide

8.2 Hoe ziet de verzorgingsstaat 
eruit?

Sociale verzekeringen zijn verplichte verzekeringen. Het zijn:


Zorgverzekeringswet
  • Je bent verzekerd tegen alle gewone ziektekosten.
  • Een deel van de kosten betaal je wel zelf:
het eigen risico.

Slide 22 - Tekstslide

8.2 Hoe ziet de verzorgingsstaat
eruit?

Sociale voorzieningen zijn geen verzekeringen.
Ze worden betaald uit de belastinginkomsten.

De belangrijkste sociale voorziening is de Participatiewet.
Via deze wet wordt de bijstand geregeld: het vangnet
onder het stelsel van de sociale zekerheid.

De bijstand is er voor mensen die geen andere inkomsten hebben.
Maar voor de bijstand geldt het sociaal bestaansminimum: het bedrag dat
je volgens de overheid minimaal nodig hebt om van te leven.



Slide 23 - Tekstslide

8.3 Problemen van de verzorgingsstaat

Eind jaren negentig bleek dat de
verzorgingsstaat te duur werd. 
Dat kwam doordat:

  • (Te) veel mensen een uitkering kregen
  • (Te) veel mensen afhankelijk van een uitkering werden
  • Er misbruik van de uitkeringen werd gemaakt




Slide 24 - Tekstslide

8.3 Problemen van de verzorgingsstaat


De overheid nam een aantal maatregelen
om de kosten van de sociale zekerheid te verlagen:

  • Verlagen van de uitkeringen (bezuinigen)
  • Meer controle op misbruik
  • Zorgen voor meer werkgelegenheid




Slide 25 - Tekstslide

8.3 Problemen van de verzorgingsstaat


Wat vindt de politiek van de verzorgingsstaat?


De liberalen: burgers hebben een eigen verantwoordelijkheid.

De sociaaldemocraten: de overheid moet kwetsbare mensen in de samenleving beschermen.

De christendemocraten: sociale partners en mensen onderling moeten afspraken maken, de overheid moet hierbij een aanvullende rol spelen.



Slide 26 - Tekstslide

Lesdoel 
1. Communicatie en media
We leren:

  • Over de manieren van communicatie.
  • Over de kenmerken van massamedia.
  • Over mediawijsheid.

DEZE LES MOET JE HET VOLGENDE AFRONDEN:
1: Communicatie en massamedia: pagina 12 - 21:
opdracht 1 - 18 +
begrippen en samenvatting. 

Slide 27 - Tekstslide

1. Communicatie en massamedia

Slide 28 - Tekstslide

Zelfwerktijd 


Pagina 20: begrippen en 
Pagina 21: samenvatting
timer
20:00
Les 1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9


10
11
12
13
14
15
16
17
18

Begr
Samenv

Slide 29 - Tekstslide

1.1 Waarom communiceren we?
Verschillende manieren van communicatie:

  • verbaal of non-verbaal;

  • eenzijdig of tweezijdig;

  • persoonlijk of massaal.




Slide 30 - Tekstslide

Zelfwerktijd


Pagina 12-13:
les1 Communicatie en massamedia:
Vraag 1 - 4
timer
12:00
Les 1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9


10
11
12
13
14
15
16
17
18

Begr
Samenv

Slide 31 - Tekstslide

1.2 Media en de samenleving


Massamedia
media die zich met hun boodschap tot grote groepen mensen tegelijk richten.

Kenmerken van massamedia
  • openbaar
  • een groot, anoniem publiek
  • niet persoonlijk
  • loopt via organisaties
  • indirect



Slide 32 - Tekstslide

Zelfwerktijd 


Pagina 14-15:
les1 Communicatie en massamedia:
Vraag 5 - 8
timer
12:00
Les 1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9


10
11
12
13
14
15
16
17
18

Begr
Samenv

Slide 33 - Tekstslide

1.2 Media en de samenleving

Met ‘de media’ bedoelen we altijd de massamedia.


Soms maken we onderscheid tussen de ‘oude’, traditionele media
en de nieuwe, digitale media.

Traditionele media: kranten, boeken, televisie en radio.

Digitale media: internet, sociale media.



Slide 34 - Tekstslide

Zelfwerktijd


Pagina 16-17:
les1 Communicatie en massamedia:
Vraag 9 - 12
timer
12:00
Les 1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9


10
11
12
13
14
15
16
17
18

Begr
Samenv

Slide 35 - Tekstslide

1.2 Media en de samenleving

Informatiesamenleving
via de digitale media krijg je non-stop informatie.

Informatie van met name sociale media is niet altijd betrouwbaar.

Mediawijsheid
je bent als ontvanger kritisch over media.



Slide 36 - Tekstslide

Zelfwerktijd 


Pagina 18-19:
les1 Communicatie en massamedia:
Vraag 13 - 18
timer
20:00
Les 1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9


10
11
12
13
14
15
16
17
18

Begr
Samenv

Slide 37 - Tekstslide

Terugblik
1. Communicatie en massamedia
We leren:

  • Over de manieren van communicatie.
  • Over de kenmerken van massamedia.
  • Over mediawijsheid.

DEZE LES MOET JE HET VOLGENDE AFRONDEN:
1: Communicatie en massamedia: pagina 12 - 21:
opdracht 1 - 18 +
begrippen en samenvatting. 

Slide 38 - Tekstslide