Als een cliënt vanuit een gezinssituatie, woongroep of instelling zelfstandig gaat wonen, heeft hij woonruimte nodig. Je gaat dan met de cliënt in gesprek over zijn woonwensen.
Die wensen leg je vast in een woonplan. In het woonplan staan onder andere het soort woning, aantal kamers, minimale oppervlakte, in stad of dorp, in of buiten een centrum, ligging ten opzichte van werk, winkels, openbaar vervoer enzovoort.