Engels Leesvaardigheid vmbo

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

Kader

Reading exam 

Missions

1. You know how to read a text efficiently 

2. You can name three reading strategies 

3. You know the difference between the three reading strategies 

Planning

• Check your knowledge
• Read two texts 
• Discuss the answers 

> People with lots of mistakes work with BDI
> People who did well work on 3rd text

Beschrijf hoe jij leesvaardigheid opdrachten aanpakt

Wat weet je over:
zoekend lezen

Wat weet je over:
oriënterend lezen

Wat weet je over:
intensief lezen

Lees strategieën 

Orienterend lezen: algemeen beeld over de tekst

Zoekend lezen: specifieke info (leeftijd, bedrag, etc.)

Intensief lezen: vragen over de alinea's

THE KEY TO SUCCES

- Ken de signaalwoorden

- Verbreed je woordenschat 

- Ken de vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen

Missions

1. You know how to read a text efficiently 

2. You can name three reading strategies 

3. You know the difference between the three reading strategies 

Planning

• Check your knowledge
• Read two texts 
• Discuss the answers 

> People with lots of mistakes work with BDI
> People who did well work on 3rd text

Leesstrategieën

Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.

- oriënterend lezen

- globaal lezen

- zoekend lezen

- intensief lezen

Leesstrategieën

How do you know which one to use? = lees eerst de vraag, bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt en waar in de tekst je het kunt vinden. 

 Leesstrategieën

Orienterend: bekijken en voorspellen

Globaal: vlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten

Zoekend: bekijken en vinden, als een woordzoeker

Intensief: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Tekst 1

Je leest tips over uitgerust wakker worden.
Welke tip wordt in de tekst genoemd?

1. Doe ’s avonds voor het slapen gaan wat gymnastiek.
2. Gebruik ’s ochtends de snooze-knop op je wekker.
3. Leg je kleren de avond van tevoren al klaar.
4. Zorg dat je gordijnen géén licht doorlaten.

Tekst 2

Waarvoor schaamde Sophie zich tijdens het winkelen?

1. Ze liep een jongen omver die een schaal cupcakes vasthield.
2. Ze pakte een cupcake zonder ervoor te betalen.
3. Ze stootte een doos met cupcakes om.

Tekst 3

Wat gebeurde er toen Tom Wagner van Louisiana naar California vloog?
(alinea 1)

1. De passagiers klaagden over zijn gesnurk.
2. Het vliegtuig moest onverwacht een tussenlanding maken.
3. Hij sliep waardoor hij zijn overstap miste.

Aan wie vroeg Tom hulp om zijn probleem op te lossen? (alinea 2)

1. aan de vliegmaatschappij
2. aan zijn vriendin
3. aan zijn zus

Wat beweert de luchtvaartmaatschappij? (alinea 3)

1. dat Tom niet had mogen meevliegen omdat hij hartpatiënt is
2. dat Tom niet op de passagierslijst stond geregistreerd
3. dat Tom niet was ontdekt bij een controle na de landing

Hoe heeft de vliegmaatschappij de zaak afgehandeld? (alinea 4)

Tom kreeg een

1. boete voor het veroorzaken van een vertraging.
2. gratis vliegreis naar Californië aangeboden.
3. overnachting en een onkostenvergoeding.

Tekst 4

Wat houdt de shopaholic challenge voor Lucy onder andere in?

1. Ze heeft twee weken de tijd om tien kledingstukken weg te geven.
2. Ze mag twee weken geen nieuwe kleren kopen.
3. Ze moet twee weken elke dag hetzelfde dragen als haar vriendin.

Wat heeft Lucy van de shopaholic challenge geleerd?

Ze heeft geleerd hoe ze

1. haar kleren goed kan combineren.
2. zelf haar kleren kan wassen.
3. zuiniger kan zijn op haar kleren.

Tekst 5

Wat gebeurde er met een meisje in de Engelse plaats Dover?

1. Ze kwam vast te zitten in een put toen ze haar mobieltje wilde pakken.
2. Ze veroorzaakte wateroverlast toen haar mobieltje in de wc viel.
3. Ze viel in het riool omdat er een putdeksel verdwenen was.

Tekst 6

Welke bewering over de ‘Hills Village Middle School’ is juist? (alinea 1)

1. Daar heeft Rafes oma ook op gezeten.
2. Dat is een heel oud gebouw.
3. Deze staat naast een gevangenis.

In alinea 2 beschrijft Rafe hoe je je kunt gedragen als je de gevangenis in gaat.
--> Geef bij elk ‘gedrag’ aan of Rafe dat wel of niet noemt.

meteen klappen uitdelen

doen of alles een grap is

slijmen met de bewakers

zorgen dat je niet opvalt

Wel

Niet

Wel

Niet

Hoe gedroeg Rafe zich op zijn nieuwe school? (alinea’s 2 en 3)

1. agressief
2. onopvallend
3. populair

‘But I didn’t know any of that yet.’ (alinea 3)
Wat wist Rafe nog niet?

1. dat iedereen een vaste plaats had in de klas
2. dat Miller een heel vervelende jongen was
3. dat Miller niet naast hem wilde zitten

‘I already had a fluorescent orange target on my back’ (alinea 4)
Wat bedoelt Rafe met deze uitdrukking?

1. Hij had de verkeerde kleren aangetrokken die dag.
2. Hij was nu al het mikpunt van pesterijen.
3. Hij weet nu dat hij het leuk gaat vinden dit jaar.