weer – Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en een bepaalde plaats.
weerselementen – Dit zijn neerslag, temperatuur en wind.
temperatuur – Hoe warm of koud het is, gemeten in graden.
neerslag – Regen, hagel, sneeuw, mist en ijzel
wind – Verplaatsing van lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
schaal van Beaufort – Windkracht gemeten volgens de schaal van Beaufort. Windkracht 1
is windstil en windkracht 12 is orkaankracht.
luchtdruk – Druk van het gewicht van de lucht die op aarde drukt.
barometer – Instrument om de luchtdruk te meten.
lagedrukgebied – Een gebied met lage luchtdruk waar de lucht stijgt.
hogedrukgebied – Een gebied met een hoge luchtdruk door dalende lucht