Spaans h3c 04112020 futuro
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
uMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué vamos a hacer?
- Explicación el futuro
- ¡A trabajar 3.3 + 3.4!
- Los deberes
Slide 2 - Tekstslide
Om plannen in de nabije toekomst aan te geven of om aan te geven wat met zekerheid gaat
gebeuren gebruik je het werkwoord ir + a + infinitief.
gebeuren gebruik je het werkwoord ir + a + infinitief.
Voorbeeld: Esta tarde voy a ir al cine. Vanmiddag ga ik naar de bioscoop.
Voorbeeld: Hay nubes en el cielo, va a llover. Er zijn wolken in de lucht, het gaat regenen.
El futuro: ir + a + infinitivo
infinitief = hele werkwoord
(eindigt op AR/ER/IR)
Slide 3 - Tekstslide
¡A trabajar!
Libro del alumno: página 32 - ejercicio 1 y 2
Slide 4 - Tekstslide
¡A trabajar!
Libro del alumno: página 32 - ejercicio 1 y 2
vandaag
morgen
nu
deze ochtend/middag/avond/week
deze maandag/maand dit jaar
de volgende donderdag/winter het volgend jaar
of komende donderdag/winter het komend jaar
of komende donderdag/winter het komend jaar
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
hace
hay
está
llueve
hay
hay
Slide 7 - Tekstslide
Tener que + infinitivo
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen tener+que en hay+que?
Bij tener que heb je het specifiek over een persoon (jij of iemand anders).
Bij hay que is het in het algemeen (men moet)
Slide 9 - Tekstslide
TENER QUE / HAY QUE
2. Me encanta la piscina. Pero ¿cuánto ____________ pagar?
3. Lo siento, ahora no puedo hablar _______________ irme.
Slide 10 - Tekstslide
TENER QUE / HAY QUE
2. Me encanta la piscina. Pero ¿cuánto tengo que pagar?
2. Me encanta la piscina. Pero ¿cuánto hay que pagar?
3. Lo siento, ahora no puedo hablar tengo que irme.
In dit voorbeeld zijn beide antwoorden mogelijk!
Hoeveel moet ik betalen? Hoeveel moet men betalen?
In dit voorbeeld gaat het specifiek om een persoon die niet kan praten en die weg moet. Aan de woorden puedo en irme kan je zien dat het om de ik-vorm gaat.
Het gaat hier specifiek om een persoon (ik) die het heel druk heeft. Waarom? Omdat die persoon veel moet studeren. Je weet dat het om de ik-vorm gaat door het werkwoord estoy in de zin.
Slide 11 - Tekstslide
Vul in: que of a
Let op: soms hoef je niets in te vullen!
gebruik de juiste vervoegingen!
Slide 12 - Tekstslide
Vul in: que of a
Let op: soms hoef je niets in te vullen!
gebruik de juiste vervoegingen!
que
a
a
que
a
que
Slide 13 - Tekstslide
Dit is de agenda van Juan. Hij heeft het erg druk omdat hij dit weekend met zijn vrienden in de bergen is en hij moet nog een heleboel doen. Geeft antwoord op de vragen zoals in het voorbeeld.
Slide 14 - Tekstslide
Las respuestas
c. tiene que hacer los deberes de Matemáticas.
d. tiene que hacer la maleta y ordenar la habitación.
e. tiene que despedirse de sus abuelos.
Slide 15 - Tekstslide
Toetsweek leerstof
Woordjes:
Grammatica:
- 1.1, 1.2, 2.3, 3.1, 3.2, 3.5
- vergelijkingen
- aanwijzend voornaamwoord
- lijdend voorwerp
- gerundio
- ir + a + inf.
- tener + que + inf.
- getallen
dit hebben we vandaag afgerond
Slide 16 - Tekstslide
Woordenschat 3.1
een paar drankjes
de berg
normaalgesproken
Slide 17 - Tekstslide
Los deberes
Je dient best veel te kennen. Maak alvast een planning voor jezelf waarin je de onderwerpen die je moet kennen voor Spaans goed verdeeld over meerdere dagen. Hou jezelf aan die planning.
Op de dia hiervoor zie je precies wat de leerstof is.
Maak eventueel een samenvatting van de grammatica in je schrift.
Oefen ook de spelling van woorden goed!
Oefen ook de spelling van woorden goed!
Lunes el nueve de noviembre - la cuarta hora
Herhaal tarea 1 (woordenschat + grammatica)
Leertip:
