Herhaling 4EW: thema 3 - level 5

• Economie
• Secundair onderwijs

Herhaling 4EW: thema 3 - level 5

Tot welke elasticiteit behoren deze begrippen: Inferieur goed, Basisgoed en Luxegoed

Tot welke elasticiteit behoren deze begrippen: Substitutiegoed & Complementaire goed

Tot welke elasticiteit behoren deze begrippen: Inelastisch, Elastisch, Unitair elastisch...

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
Complementaire goed?

1. Kruiselingse elasticiteit is groter dan 0
2. Kruiselingse elasticiteit is kleiner dan 0
3. Kruiselingse elasticiteit is kleiner dan 1
4. Kruiselingse elasticiteit is kleiner dan 1

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
inelastisch?

1. Prijselasticiteit is kleiner dan 0
2. Prijselasticiteit is groter dan 0
3. Prijselasticiteit is kleiner dan 1
4. Prijselasticiteit is groter dan 1

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
unitair elastisch?

1. Prijselasticiteit is gelijk aan 1
2. Prijselasticiteit is gelijk aan 0
3. inkomenselasticiteit is gelijk aan 1
4. kruiselingse elasticiteit is gelijk aan 1

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
perfect inelastisch?

1. Prijselasticiteit is gelijk aan 1
2. Prijselasticiteit is kleiner aan 1
3. Prijselasticiteit is groter aan 1
4. Prijselasticiteit is gelijk aan 0

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
perfect elastisch ?

1. Prijselasticiteit is groter dan 1
2. Prijselasticiteit is oneindig

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
basisgoed?

1. Inkomenselasticiteit is tussen 0 en 1
2. Inkomenselasticiteit is groter dan 1
3. Inkomenselasticiteit is kleiner dan 0

Wat is de juiste eigenschap van dit begrip:
luxegoed?

1. Inkomenselasticiteit is kleiner dan 1
2. Inkomenselasticiteit is kleiner dan 0
3. Inkomenselasticiteit is groter dan 1

Welke vraagcurve is het meest elastisch?

1. V1
2. V2
3. V3

Welke vraagcurve is het minst elastisch (=inelastisch)?

1. V1
2. V2
3. V3

Bereken volgende elasticiteit

Met een maandelijks inkomen van 2 000,00 euro kan Ali 5 paar schoenen kopen. Nu is zijn inkomen gestegen naar 2 500,00 euro en hij kan nu 10 paar schoenen per maand kopen. 

Bereken het inkomenselasticiteit. 

Uitkomst

inkomenselasticiteit= 3

soort inkomenselasticiteit= luxegoed, want de inkomenselasticiteit is groter dan 1