2 Onderwerp

Onderwerp 
Grammatica 
timer
1:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Onderwerp 
Grammatica 
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt het onderwerp van een korte zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Roos koopt een mooie armband in Spanje. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Slide 3 - Open vraag

Hij kan goed zwemmen. Wat is de persoonsvorm

Slide 4 - Open vraag

Het onderwerp

  • Bijna elke zin heeft een onderwerp
  • Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. 

De docent geeft veel huiswerk. 

De docenten geven veel huiswerk.

Slide 5 - Tekstslide

Zo vind je het onderwerp:

1) Onderstreep de persoonsvorm.
Gisteren heeft mijn broer bij de slager worst gekocht.

2) Vraag: wie of wat + persoonsvorm?
Wie of wat heeft?

3) Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
Antwoord = mijn broer; dus: ow = mijn broer

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Noteer het onderwerp van de volgende zin. 

Slide 8 - Tekstslide

Muziek kan heel veel emotie losmaken bij mensen.

Slide 9 - Open vraag

Onze school bestaat volgend jaar honderd jaar.

Slide 10 - Open vraag

Is het al goed gelukt?
Dan mag je alvast aan de slag met de opdrachten. Anders krijg je nog wat extra uitleg. 
Hoe is het gegaan? Heb je alles begrepen?
Goed: dan mag je alvast aan de slag met de opdrachten.
Ik wil nog wat meer uitleg: Stappenplan samen toepassen aan de hand van een voorbeeld.

Slide 11 - Tekstslide

Tijdens de les:
Kader:
Blz. 80/81, opdrachten 1-3
TL: 
Blz. 54/55, opdrachten 1-3

Klaar?  extra opdrachten in Magister

Slide 12 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 

Slide 13 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
2) Verdeel de zinnen in zinsdelen

Slide 14 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt. 
3) Vraag: wie of wat + persoonsvorm

Slide 15 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
2) Verdeel de zinnen in zinsdelen
De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt. 
3) Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Wie of wat heeft?

Slide 16 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
2) Verdeel de zinnen in zinsdelen
De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt. 
3) Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Wie of wat heeft?
4) Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 17 - Tekstslide

1) Onderstreep de persoonsvorm
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt. 
2) Verdeel de zinnen in zinsdelen
De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt. 
3) Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Wie of wat heeft?
4) Het antwoord op die vraag is het onderwerp
De gymleraar

Slide 18 - Tekstslide

Tijdens de les:
Kader:
Blz. 80/81, opdrachten 1-3
TL: 
Blz. 54/55, opdrachten 1-3

Klaar?  extra opdrachten in Magister

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting: Wat is het onderwerp van de zin. Leg uit hoe je dat komt te weten. 
een tandemparachutesprong - in de vakantie - Tim - maken - mocht - op Texel

Slide 20 - Tekstslide