Grammatica 2: Zinsdelen en zinnen-NUN

Grammatica
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je herkent de persoonsvorm, de zinsdelen gezegde en onderwerp
  • Je herkent een lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en een bijwoordelijke bepaling
  • Je ziet of een zin enkelvoudig of samengesteld is

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

  • Om andere zinsdelen te vinden, heb je de PV nodig (door de tijd in de zin te veranderen, vind je de PV)
  • Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (te, aan het horen ook bij het gezegde)
  • Onderwerp vind je door te vragen: wie/wat + gezegde?


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Waarom bel jij mij nooit eens terug?
Wat is het onderwerp?
A
bel
B
mij
C
jij
D
terug

Slide 6 - Quizvraag

Maak oef. 1 t/m 7

- boek B of online

- bladzijde 163

- 15 minuten


Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 8 - Woordweb

Lijdend voorwerp:
- door te vragen: wie of wat + gezegde + onderwerp !

Slide 9 - Tekstslide

Rachel kreeg een zeven voor de praktijkopdracht. Wat is het lijdend voorwerp?
A
Rachel
B
een zeven
C
kreeg
D
voor de praktijkopdracht

Slide 10 - Quizvraag

Zo vind je het meewerkend voorwerp


1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 11 - Tekstslide

Carla voerde de kippen nog wat extra mais. Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Carla
B
voerde
C
mais
D
de kippen

Slide 12 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling:
  • geeft antwoord op de vragen als waar, wanneer, hoe, waarheen, waarvandaan, waardoor en waarom
  • De auto staat in de parkeergarage: waar staat hij?

in de parkeergarage = bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Tekstslide

Maak opdracht 1-6

- bladzijde 166

- boek B

- Opdracht 6 klassikaal nabespreken - 11.10?

- 15 minuten

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudig/samengestelde zin?

Enkelvoudig heeft 1 persoonsvorm

Samengestelde zin heeft 2 persoonsvormen

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld:

- Karin eet haar broodje tijdens Netflix kijken (enkelvoudig)

- Liva zit aan tafel en Puck loopt op straat (samengesteld)

Slide 16 - Tekstslide

Maak opdracht 1/2

- bladzijde 170

- Boek B

- 10 minuten

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je herkent de persoonsvorm, de zinsdelen gezegde en onderwerp
  • Je herkent een lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en een bijwoordelijke bepaling
  • Je ziet of een zin enkelvoudig of samengesteld is

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd of weer opgefrist?

Slide 19 - Open vraag