In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
¡Bienvenidos a la clase de español!
Hoy es...
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué hacemos hoy?
¿Qué hemos hecho?
¡A trabajar!
Fin de la clase
Nuesto objetivo (5)
¿Qué sabemos? (10)
Instrucción (5)
Practicar los verbos (20)
Evaluación (10)
Slide 2 - Tekstslide
¿Qué hemos hecho?
Slide 3 - Woordweb
¿Cuál es nuestro objetivo?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de juiste vervoeging:
Mañana ________(empezar, yo) mi nuevo curso de inglés.
A
empezo
B
empuezo
C
empiezo
D
empizo
Slide 5 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeing in:
Ahora yo _________(entender) los verbos en español.
A
entindes
B
entendo
C
entuendo
D
entiendo
Slide 6 - Quizvraag
Plaats het werkwoord in de zin:
Paula _________________(elegir) la chaqueta verde.
A
eleges
B
elige
C
ilege
D
elege
Slide 7 - Quizvraag
Plaats het juiste werkwoord in de zin: empezar/ servir/ vestirse
La clase de español__________a las ocho y media.
Slide 8 - Open vraag
Instrucción verbos (o-ue)
Naast de klinkerwisseling e-ie en e-i zijn er ook nog een aantal werkwoorden waarbij de stamklinker -o in -ue verandert. De stamklinker verandert bij alle personen behalvenosotros (wij) en vosotros (jullie).
Andere werkwoorden die op dezelfde manier vervoegd worden zijn: encontrar (vinden), volver (terugkeren), dormir (slapen), probar (proberen), costar (kosten), contar (tellen, vertellen).
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
¡Practicar con los verbos!
¿Qué? Hacer 1.6
¿Cómo? En parejas
¿Listo? Estudiar 1.1 hasta 1.6
Tip: Gebruik de informatie van blz. 16, 17, 18 van je Spaanse boekje.
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de juiste vervoeging:
Mañana no ____________(poder, yo) venir a la fiesta.
A
podo
B
puedo
C
piedo
D
pido
Slide 12 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeing in:
El jamón __________(costar) €2,99 por cien gramos.
A
cista
B
ciesta
C
costa
D
cuesta
Slide 13 - Quizvraag
Plaats het werkwoord in de zin:
¿Vosotros ____________________(probar) la paella?
A
pruebáis
B
probáis
C
probamos
D
proban
Slide 14 - Quizvraag
Plaats het werkwoord in de zin: ¿A qué hora ___________________(volver) tú a casa?
Slide 15 - Open vraag
Wat wil en/of moet je nog weten om de onregelmatige werkwoorden (e-i, e-ie, o-ue) te beheersen?