We hebben in de les geoefend met deze vier tijden. Waneer gebruik je ze en hoe vervoegd je ze in het Spaans. Dit hoofdstuk gaat vooral over het verschil tussen de indefinido en de imperfecto.
In de les zijn papieren met oefeningen uitgedeeld. Neem de tijd om deze te maken. Dit zal je erg helpen de grammatica te snappen. Volgend jaar komt dit goed van pas bij bijvoorbeeld het schrijfexamen.
Slide 5 - Tekstslide
El pretérito indefinido
Voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen zijn afgesloten en hebben geen verband met het heden.
ayer fue a Málaga.
gisteren ging ik naar Madrid
Slide 6 - Tekstslide
El pretérito indefinido
Wordt gebruikt voor een afgesloten periode in het verleden
Signaalwoorden:
Ayer
a los 5 años
en 2009
la semana pasada
Hemos aprendido en gente joven 2 unidad 2
Slide 7 - Tekstslide
El pretérito indefinido: verbos regulares
Slide 8 - Tekstslide
El pretérito indefinido: verbos irregulares
Slide 9 - Tekstslide
El pretérito imperfecto
voor beschrijvingen van personen of zaken uit het verleden.
Mi abuelo era alto y llevaba una barba blanca.
voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden.
Yo antes iba todos los días a la piscina.
Slide 10 - Tekstslide
El pretérito imperfecto
Voor het beschrijven van personen of zaken in het verleden
Voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden
Voor het beschrijven van de omstandigheden in een verhaal. Voor de gebeurtenissen gebruik je de indefinido of de perfecto, en voor de situaties waarin ze plaatsvinden de imperfecto.
Slide 11 - Tekstslide
El pretérito imperfecto: verbos regulares
Slide 12 - Tekstslide
El pretérito imperfecto: verbos irregulares
Solo hay tres verbos irregulares en el pretérito imperfecto :
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Op een anekdote reageren
Kijk naar de voorbeelden op pagina 30 het gele gedeelte op welke manieren je kunt reageren op iets dat iemand vertelt.
Slide 15 - Tekstslide
Structuur geven aan een verhaal
Om te beginnen:
- Una vez, Era el lunes, El otro día
Wat er toen gebeurde:
- (Y) entonces, (Y) de pronto, (Y ) de repente
Om af te sluiten:
- Al final (ten slotte), Total que (kortom) , O sea que (oftewel/dus)
Slide 16 - Tekstslide
Imperfecto de estar + gerundio
Estaba
Estabas
Estaba estudiando
Estábamos comiendo
Estabais durmiendo (onregelmatig)
Estaban
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld:
Ernesto estaba estudiando en su habitación cuando oyó un ruido en el comedor.
Ernesto was aan het studeren in zijn kamer toen hij een lawaai hoorde in de eetkamer.
Slide 18 - Tekstslide
Pasar y pasar(le)
Hoef je niet actief te beheersen. Het is wel handig dat je snapt wat hier gebeurt.
Slide 19 - Tekstslide
Adverbios en mente
Een bijwoord vorm je met:
de vrouwlijke vorm van het bijvoeglijknaamwoord + mente
- rápida rápidamente
- completa completamente
- fácil facilmente
- total totalmente
Slide 20 - Tekstslide
Schema página 103
Leer goed de signaalwoorden van de verschillende tijden.
Je moet de perfecto, indefinido en imperfecto goed uit elkaar kunnen houden.
Slide 21 - Tekstslide
Tekstboek página 23 número 1
Lee el texto y contesta a las preguntas
Slide 22 - Tekstslide
Tekstboek página 23 número 1
Slide 23 - Tekstslide
Ga naar verbuga español
Slide 24 - Tekstslide
Stel de volgende tijden in
Pretérito perfecto
Pretérito indefinido
Pretérito imperfecto
Slide 25 - Tekstslide
Kies voor de volgende werkwoorden
ir
hacer
querer
ver
hablar
vivir
levantarse
Slide 26 - Tekstslide
El resto del tiempo
Gebruik de rest van de tijd om je achterstanden bij te werken.
Doorloop de lessen van lessonUp die gaan over unidad 2 en kijk welke opdrachten je nog niet gemaakt hebt.
Misschien heb je nog niet alle opdrachten ingeleverd.
Heb je alles af, begin dan met het leren van de toets .