Tijd en ruimte vormen de setting die de auteur kiest voor een verhaal.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Setting en sfeer
Tijd en ruimte vormen de setting die de auteur kiest voor een verhaal.
Slide 1 - Tekstslide
Setting en sfeer
Wat is ruimte?
Ruimte heeft te maken met waar het verhaal zich afspeelt. Niet alleen een bepaalde stad of dorp. Het kan ook een kamer zijn, of een wijk of zelfs een planeet.
Ook weer, geluiden of geuren kunnen een rol spelen.
Slide 2 - Tekstslide
Setting en sfeer
Wat is sfeer?
De manier waarop de ruimte wordt beschreven kan een bepaalde sfeer oproepen. Dat kan negatief of positief zijn.
Kan bijvoorbeeld vrolijk zijn of juist dreigend.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de hoofdruimte in het verhaal
Slide 4 - Open vraag
In welke tijd speelt het verhaal?
A
Slide 5 - Quizvraag
Welke vertelsituatie zie je in dit verhaal?
A
ik verteller
B
personale hij/zij verteller
C
alwetende verteller
Slide 6 - Quizvraag
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Chronologische volgorde
Dan worden de gebeurtenissen verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Niet-chronologische volgorde
De gebeurtenissen staan in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn.
Slide 8 - Tekstslide
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Terugverwijzing
In een terugverwijzing verwijst een personage naar iets wat eerder gebeurde. Meestal is een terugverwijzing kort: enkele woorden of zinnen. Of het gaat om een gedachte.
Slide 9 - Tekstslide
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Vooruitwijzing
Dat is een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van een personage van angst of hoop voor de toekomst.
Slide 10 - Tekstslide
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Flashbacks
Het verhaal springt vanuit het heden terug in de tijd, naar gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden.
Flashback is langer dan een terugverwijzing.
Slide 11 - Tekstslide
Wordt dit verhaal chronologisch verteld?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quizvraag
Zijn er terugverwijzing of vooruitverwijzigingen in het verhaal?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de verklaring voor de titel?
Slide 14 - Open vraag
Wat weet je van de schrijver?
Slide 15 - Woordweb
Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet:
Spannend - saai
Duidelijk - verwarrend
Humoristisch - zonder humor
Veel actie - gebeurt weinig in
Verdrietig - vrolijk
Slide 16 - Tekstslide
Welk van de vorige beoordelingswoorden past bij de tekst?
Slide 17 - Open vraag
Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?
Geloofwaardig - ongeloofwaardig
Herkenbaar - niet herkenbaar
Levensecht - bedacht
Kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren
Slide 18 - Tekstslide
Welk van de vorige beoordelingswoorden past bij de tekst?