future op 4 manieren HSX

Future
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Future

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet de 4 manieren om aan te geven dat iets in de toekomst (misschien) gaat gebeuren.
Je weet hoe ze eruit zien en wanneer je welke moet gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Future => 4 manieren
1) Present simple
2) 'to be' going to
3) Present continuous
4) will


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Manier 1, present simple
Gebruik: bij afspraken, schema's en roosters.

The party starts at 9.00 PM tomorrow.
The train arrives in 20 minutes.

Slide 5 - Tekstslide

Make a correct future: Jackie __ (see) the dentist this evening.

Slide 6 - Open vraag

Make a correct future: The store __ (close) at 6.00 PM

Slide 7 - Open vraag

Manier 2, 'to be' going to 
Je bent iets van plan. Dit plan staat niet in een rooster of schema. Het is ook een plan of voornemen maar nog niet definitief. Er is ruimte voor verandering.
to be going to + hele ww

I am going to watch a film tonight.
He is going to give a party.


Slide 8 - Tekstslide

Make a correct future: We __ (buy) new clothes this afternoon.

Slide 9 - Open vraag

Make a correct future: I __ (do) my homework this evening.

Slide 10 - Open vraag

Nu manier 1 & 2 door elkaar
Present simple: Afspraken in een agenda, planning of 
                                 dienstregeling.

'to be going to+ hele ww': Dingen die je van plan bent. 

Slide 11 - Tekstslide

The bus __ (leave) at 10.00 AM

Slide 12 - Open vraag

We __ (bake) a cake this afternoon.

Slide 13 - Open vraag

I __ (cook) dinner tonight.

Slide 14 - Open vraag

School __ (start) at 8.10 AM tomorrow. Don't be late!

Slide 15 - Open vraag

Manier 3, de present continuous
Deze wordt gebruikt om te praten over afspraken voor gebeurtenissen die later dan nu zullen plaatsvinden. Er wordt gesuggereerd dat er meer dan een persoon op de hoogte is van de gebeurtenis, en dat er al  voorbereidingen zijn getroffen.
Je gebruikt 'to be' + WW + ing.
I am cooking dinner tonight.
I am travelling to London tomorrow.

Slide 16 - Tekstslide

We .......... with friends in London. (to stay)

Slide 17 - Open vraag

.... she ............ him tomorrow? (to see)

Slide 18 - Open vraag

We ................. a staff meeting this Monday. (to have)

Slide 19 - Open vraag

Manier 4, will
Je gebruikt will + hele werkwoord als:
- iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
- iemand iets van plan is / een beslissing neemt en dat op dat moment aangeeft.
-gebeurtenissen in de toekomst waar je geen invloed op hebt.
- voorspellingen (herkenbaar met: I think, I hope, I'm afraid)
A party? Good idea! I will buy the drinks.
Relax, the weather will be fine tomorrow.


Slide 20 - Tekstslide

Wait! I .............. him right now!

Slide 21 - Open vraag

We ........... ready when they get here. (be)

Slide 22 - Open vraag

En nu even alle 4.

Slide 23 - Tekstslide

Maak onderstaande zinnen in orde. 
1. He ..... (to discuss) it during the meeting tomorrow.
2. I ..... (to choose) to get out of bed at eight o'clock every morning next week.
3. As soon as I feel better, I ..... (to work) again.
4. You know what? I ..... (to send) him a postcard right now!
5. Perhaps it ..... (to rain, ontkennend) tomorrow, so we can take the bike instead of the car.
6. I ..... (to travel) to Spain as soon as I earned enough money.

Slide 24 - Tekstslide

Uitwerking
1. He is discussing / is going to discuss it during the meeting tomorrow.
2. I choose to get out of bed at eight o'clock every morning next week.
3. As soon as I feel better, I am going to work again.
4. You know what? I will send him a postcard right now!
5. Perhaps it won't rain tomorrow, so we can take the bike instead of the car.
6. I am travelling to Spain as soon as I earned enough money.

Slide 25 - Tekstslide

Resumerend
De lesdoelen waren: 
Je weet de 4 manieren om aan te geven dat iets in de toekomst (misschien) gaat gebeuren.
Je weet hoe ze eruit zien en wanneer je welke moet gebruiken.
Doelen bereikt?

* Het was veel informatie in 1x. Uiteraard gaan we hier nog mee oefenen.

Slide 26 - Tekstslide

EINDE

Slide 27 - Tekstslide

Future in short

Slide 28 - Tekstslide

1. They _____ (drive) to New York tomorrow morning.

Slide 29 - Open vraag

2. I hope the weather ________ (be) nice.

Slide 30 - Open vraag

3. I offered him this job. I think he _______ (take) it.

Slide 31 - Open vraag

4. I promise I _______ (not tell) your secret to anyone.

Slide 32 - Open vraag

5. I _______ (go) to the cinema tomorrow.

Slide 33 - Open vraag

6. The train .... (leave) at 8:45. Don't be late!

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link