5.4 Aanpassing bij dieren

5.4 Aanpassing bij dieren
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

5.4 Aanpassing bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Welke stoffen worden gemaakt bij fotosynthese?

Slide 3 - Open vraag

Welke stoffen heb je nodig bij verbranding?

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een energiearme stof?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb?

Slide 6 - Open vraag

Welke schakel is de consument van de 2e orde?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn abiotische factoren en wat zijn biotische factoren?

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 9 - Tekstslide

Aanpassingen bij dieren
- Organismen zijn op veel manieren aangepast aan hun milieu (leefomgeving).




Slide 10 - Tekstslide

Aanpassingen bij waterdieren 
Vissen zijn op vier manieren aangepast aan het leven in het water:
1. Met de kieuwen haalt een vis zuurstof uit het water.
2. De vinnen gebruikt een vis bij het zwemmen.
3. De huid van een vis is vaak bedekt met schubben en een laag slijm.
4. De lichaamsvorm van een vis is gestroomlijnd. Hierdoor kan een dier gemakkelijker door het water zwemmen. Ook vogels en zoogdieren die in het water leven, zijn gestroomlijnd. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aanpassingen bij landdieren
- Het lichaam dragen op het land gaat veel zwaarder. 
- Dieren op het land hebben daarom stevige poten en een zwaarder skelet. 

Slide 13 - Tekstslide

Poten van landzoogdieren
• Een zoolganger loopt op de hele voetzool  Hierdoor ontstaat een beter evenwicht. Ook zakt een zoolganger hierdoor niet snel weg in een zachte bodem.
• Een teenganger loopt op de tenen . Hierdoor kan een teenganger snel lopen.
• Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.. De teen is bedekt met een hoef. Een hoefganger kan nog sneller lopen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Aanpassingen bij vogels
Bij vogels zijn zowel de poten als de snavels aangepast aan hun omgeving. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

maken
blz. 114
opdr. 1 t/m 7
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een waterdier:

Slide 20 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een landdier:

Slide 21 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een vogel:

Slide 22 - Open vraag

Heb je de doelen behaald?
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 23 - Tekstslide